Vragen van het lid Dik-Faber (ChristenUnie) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over blootstelling aan schadelijke minerale oliën via verpakkingen van voedsel (ingezonden 7 februari 2017).

Antwoord van Minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 22 februari 2017).

Vraag 1

Kent u het bericht «Overheid onderzoekt mogelijke vervuiling voedsel door minerale oliën»?1

Antwoord 1

Ja. Het besproken onderzoek is de invulling van de Europese aanbeveling om tot monitoring van minerale oliën (MO) in voedingsmiddelen te komen, waarover ik uw Kamer in de beantwoording van eerdere Kamervragen2 heb bericht.

Vraag 2

Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat, zonder aanvullende maatregelen, consumenten nog jarenlang onnodig worden blootgesteld aan schadelijke minerale oliën? Betekent het onderzoeksprogramma van twee jaar dat het nog jaren duurt voordat tot wettelijke normstelling wordt overgegaan?

Antwoord 2

Het is juist dat het opstarten en uitvoeren van de voorgenomen monitoring van voedingsmiddelen en verpakkingen op MO geruime tijd in beslag zullen nemen. De resultaten van deze monitoring zijn nodig voor en zullen de basis vormen van nadere Europese besluitvorming. Eventuele wettelijke normen zijn dus inderdaad niet op korte termijn te verwachten. Dit betekent niet dat er in de tussentijd geen aanvullende maatregelen worden getroffen. De verantwoordelijke partijen, de producenten van voedingsmiddelen en de aanbieders van verpakkingsmaterialen, hebben maatregelen in gang gezet die de vervuiling van voedingsmiddelen met MO moeten reduceren. Het gaat hierbij om het in beeld brengen en het doorbreken van oorzaken van verontreiniging in het gehele productieproces.

Vraag 3

Kunt u aangeven of het vanuit het wettelijke verankerde voorzorgsbeginsel mogelijk is om aanvullende maatregelen te nemen, om de blootstelling zoveel mogelijk te verminderen? Zo ja, welke maatregelen bent u bereid te nemen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Er is op dit moment onvoldoende zicht welke maatregelen relevant kunnen zijn om de blootstelling aan minerale oliën te verminderen. Bovendien is het, zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, op dit moment nog niet mogelijk om tot normstelling over te gaan. Daarnaast zijn andere wettelijke verplichtingen denkbaar, zoals die van het gebruik van verpakkingen met een «functionele barrière» (een laag die voorkomt dat MO in het voedingsmiddel kunnen komen). Ook voor dergelijke verplichtingen geldt, dat de maatregel controleerbaar moet zijn en dat die dus niet genomen kunnen worden voordat analysemethoden beschikbaar en ingevoerd zijn. Ik hecht er aan dat we in Europees verband snel zicht krijgen op aangrijpingspunten om tot normstelling over te gaan, en heb dit dan ook actief onder de aandacht gebracht.

Vraag 4

Is al meer bekend over de monitoring van gerecyclede verpakkingen met functionele barrières die MOAH (mineral oil aromatic hydrocarbons) en MOSH (mineral oil saturated hydrocarbon) kunnen tegenhouden, zoals genoemd in eerdere vragen?3 Op welke manier wilt u het gebruik van deze oplossingen voor risicoverpakkingen bevorderen?

Antwoord 4

De voorbereiding van de monitoring van voedingsmiddelen en verpakkingen is weliswaar vorig jaar van start gegaan, maar de daadwerkelijke uitvoering daarvan moet nog van start gaan. Er zijn dan ook geen uitspraken te doen over de effectiviteit van specifieke MO-werende maatregelen, zoals het gebruik van bepaalde verpakkingsvormen.

Het is aan de producenten van voedingsmiddelen om na te gaan of hun producten verontreinigd zijn met MO, wat de bron daarvan is en of het gebruik van één van de bedoelde verpakkingsvormen het probleem zou kunnen oplossen. Onderzoek naar en kennisoverdracht over verpakkingsoplossingen worden verzorgd door het Kennisinstituut Duurzaam Verpakken4, een initiatief van overheid en bedrijfsleven.

Vraag 5, 6

Wordt, net zoals bij de monitoring, het voor de normstelling benodigde toxicologische onderzoek in Europa ook centraal gecoördineerd? Zo ja, op welke manier, wat is hiervan de status en op welke termijn zal het onderzoek gereed zijn? Zo nee, waarom niet?

Bent u zo nodig bereid om binnen Europa een voortrekkende en coördinerende rol te nemen om het voor de normstelling benodigde toxicologische onderzoek zo snel mogelijk uit te laten voeren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5, 6

De EFSA heeft een coördinerende rol in het benodigde toxicologische onderzoek. Zij heeft in 2012 een uitgebreide screening en beoordeling gedaan van de bestaande literatuur over minerale oliën in voeding. De beschikbare informatie bleek onvoldoende voor het afleiden van een waarde voor MOSH en/of MOAH die toxicologisch acceptabel is bij dagelijkse inname. EFSA constateerde dat meer toxicologisch onderzoek nodig was en heeft in 2013 een call5 uitgebracht voor onderzoeksvoorstellen op dit gebied. Binnen enkele weken wordt een rapport in het kader van deze call verwacht.

Vraag 7

Kunt u aangeven welke landen, naast Nederland, in 2017 ook zullen starten met het monitoringsonderzoek en welke productencategorieën zij ieder zullen onderzoeken?

Antwoord 7

Op aandringen van Nederland houdt de Europese Commissie overzicht over de acties die in de lidstaten in het kader van de aanbeveling worden voorbereid. In dat kader heeft de Commissie de lidstaten opgeroepen om op haar lijst met beoogd te onderzoeken voedingsmiddelen aan te geven welke producten daarvan zullen worden onderzocht. Op 25 november jl.6 gaf de Commissie aan dat drie lidstaten (waaronder Nederland) gehoor hadden gegeven aan deze oproep. Met andere lidstaten was de Commissie op dat moment nog in gesprek.

Het is mij niet bekend welke productgroepen ieder van de lidstaten zullen onderzoeken. De Commissie bewaakt dat alle belangrijke productgroepen (en hun verpakkingen) worden onderzocht.

Vraag 8

Hoeveel producten zullen in Nederland in het kader van de monitoring in 2017 en 2018 naar verwachting onderzocht worden? Is dit voldoende om een goed beeld te krijgen van de mogelijke vervuiling?

Antwoord 8

De voorbereiding van de monitoring is nog in volle gang. Er is inmiddels een prioritering en volgorde aangebracht in het onderzoek van beoogde producten op basis van de lijst met producten van de Commissie. Dit is gedaan op basis van:

  • de mate van consumptie van de betreffende producten;

  • de gevoeligheid van verschillende categorieën consumenten (m.n. baby’s); en

  • de beschikbaarheid van de analysemethoden (verpakkingen kunnen pas vanaf 2018 worden onderzocht).

De monitoring vindt plaats in verschillende Europese landen; de vraag of er voldoende dekking is en of het aantal te onderzoeken producten voldoende is, kan dan ook alleen op Europese schaal worden beantwoord. De Europese Commissie speelt hierbij een coördinerende rol.

Vraag 9

Bent u ervan op de hoogte dat verschillende geaccrediteerde laboratoria in onder andere Nederland en Duitsland al geavanceerde en geautomatiseerde productanalyses op MOAH en MOSH aanbieden, waardoor de gewenste monitoring aanzienlijk versneld kan worden? Zo ja, bent u bereid om gebruik te maken van deze mogelijkheid? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 9

Ja, ik ben op de hoogte van het feit dat verschillende laboratoria analyses op MO aanbieden. Die laboratoria kunnen echter niet worden ingezet voor de monitoring. Er is immers nog geen internationaal gestandaardiseerde methode voor de analyse van lage gehalten aan MO zoals die in voedingsmiddelen en verpakkingen voorkomen. Hierdoor is er onvoldoende garantie dat de resultaten betrouwbaar en reproduceerbaar zijn, ook al zijn de betreffende laboratoria geaccrediteerd.

Bij afwezigheid van een gestandaardiseerde methode werkt het Joint Research Centre van de Commissie aan instructies voor een bruikbare methode. Dit gebeurt in samenwerking met het Duitse Bundesinstitut für Risikobewertung (BfR).

Vraag 10

Bent u bereid de uitkomsten van de monitoring zo snel mogelijk actief openbaar te maken, zodat consumenten zichzelf kunnen informeren welke producten mogelijk vervuild zijn en bedrijven direct maatregelen kunnen nemen? Zo ja, binnen welke termijn nadat het resultaat van een productanalyse bekend is en op welke wijze zal deze gepubliceerd worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 10

De monitoring levert resultaten op van gehalten aan MO in voedingsmiddelen en hun verpakkingen en geeft geen informatie over mogelijke bronnen eerder in het productieproces; voor de interne kwaliteitsbewaking bij de bedrijven is deze informatie daarom onvoldoende. Afgezien daarvan verwacht ik van bedrijven dat zij niet wachten op uitslagen van overheidsonderzoek, maar dat zij voordien al gericht onderzoek doen naar de mogelijke verontreiniging en de bronnen daarvan.

Wat de openbaarmaking van de monitoringgegevens betreft, is het streven van de NVWA om resultaten openbaar te maken. Of dat in dit geval mogelijk is, hangt af van veel factoren, onder andere van de dekkingsgraad van het onderzoek.


X Noot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2923.

X Noot
3

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2923

X Noot
5

Call for proposals and guide for applicants GP/EFSA/CONTAM/2013/01: Combined bioaccumulation / toxicity study on a broad mixture of mineral oil saturated hydrocarbons, zie https://www.efsa.europa.eu/sites/default/files/assets/gpefsacontam201301guide.pdf

X Noot
6

In de vergadering van het Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF), sectie toxicologische veiligheid, voor een verslag zie https://www.row-minvws.nl/row-eu-levensmiddelen/toxicologische-veiligheid

Naar boven