Vragen van het lid Koşer Kaya (D66) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken
over het couperen van paarden (ingezonden 8 september 2016).
Antwoord van Staatssecretaris Van Dam (Economische Zaken) (ontvangen 6 oktober 2016).
Vraag 1
Bent u ermee bekend dat het al sinds 2001 bestaande verbod op het couperen van paardenstaarten
op grote schaal overtreden zo niet ontweken wordt?1
Antwoord 1
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op de eerder door het lid Wassenberg gestelde
vraag 5, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 125)
Vraag 2
Deelt u de opvatting dat het couperen van paarden dierenmishandeling is? Zo ja, waarom
vindt er dan geen effectieve handhaving plaats? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Het couperen van dieren zonder diergeneeskundige noodzaak is in Nederland niet toegestaan
en ik bestempel het als een vorm van verminking. Het verminken van dieren is dierenmishandeling.
Verder verwijs ik naar mijn antwoorden op de door het lid Van Gerven gestelde vragen
2 t/m 6 van 29 maart 2016 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2046) inzake deelname gecoupeerde paarden aan hengstenkeuring.
Vraag 3
Hoeveel gecoupeerde paarden zijn er in Nederland? Hoeveel zijn daarvan in Nederland
verminkt en hoeveel in het buitenland?
Antwoord 3
Het is onbekend hoeveel gecoupeerde paarden in Nederland gehouden worden, noch hoeveel
daarvan in Nederland of in het buitenland gecoupeerd zijn.
Vraag 4
Kunt u precies aangeven hoeveel paardenmarkten de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
(NVWA) jaarlijks controleert, hoeveel paarden daarbij bezichtigd worden, welk deel
daarvan gecoupeerd is, en welke bestuursrechtelijke en strafrechtelijke sancties vervolgens
worden opgelegd of in gang worden gezet tegen de eigenaren?
Antwoord 4
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoorden op de eerder door het lid Wassenberg gestelde
vragen 2 en 3 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 125). Over de voortgang van het bestuursrechtelijke traject dat ik heb ingezet, zal ik
uw Kamer voor het eind van dit jaar informeren.
Vraag 5
Indien er ongebruikte bestuursrechtelijke mogelijkheden zijn, welke zijn dat en waarom
worden die niet ingezet?
Antwoord 5
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoorden op de eerder door het Lid Wassenberg gestelde
vragen 2, 3 en 4 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 125).
Vraag 6
Hoe controleert u, in het kader van het bepalen of het tentoonstellingsverbod voor
een specifiek paard geldt, of een staart legaal of illegaal in het buitenland gecoupeerd
is?
Antwoord 6
Het tentoonstellingsverbod heeft betrekking op paarden waarbij een verboden ingreep
is verricht. Het couperen van dieren is een verboden lichamelijke ingreep, tenzij
de ingreep uit diergeneeskundige noodzaak wordt verricht. In geval van het aantreffen
van een gecoupeerd paard op een tentoonstelling zal de organisator van de tentoonstelling
c.q. de houder van het paard moeten kunnen aantonen niet in overtreding te zijn door
middel van een diergeneeskundige verklaring waaruit blijkt dat het dier op grond van
een diergeneeskundige verklaring is gecoupeerd.
Vraag 7
Welke Unielanden kennen een coupeerverbod en/of een algeheel tentoonstellingsverbod
van gecoupeerde paarden?
Antwoord 7
Voor zover mij op dit moment bekend is, geldt er een coupeerverbod in België, Bulgarije,
Denemarken, Finland, Duitsland, Hongarije, Letland, Litouwen, Zweden en het Verenigd
Koninkrijk (m.u.v. Noord-Ierland). In Frankrijk geldt een tentoonstellingsverbod,
maar geen coupeerverbod.
Vraag 8
Op welke wijze wordt handhavend opgetreden tegen organisatoren van tentoonstellingen
die gecoupeerde paarden mee laten doen en worden zij medeverantwoordelijk gemaakt
voor de misstand die zij faciliteren?
Antwoord 8
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoorden op de eerder door het lid Wassenberg gestelde
vragen 2, 3 en 4 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 125).
Vraag 9
Wat doet u om samen met de sector er zorg voor te dragen dat de esthetiek van paarden
zodanig wordt hervormd dat het verwijderen van de staart niet langer noodzakelijk
geacht wordt voor het deelnemen aan tentoonstellingen?
Antwoord 9
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op de eerder door het lid Van Gerven gestelde
vraag 7 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 124).