Vragen van het lid Grashoff (GroenLinks) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het ontnemen van staatsburgerschap en onteigening door de Turkse staat (ingezonden 11 januari 2017).

Antwoord van Minister Koenders (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 13 februari 2017).

Vraag 1

Kent u het artikel «Turkey dismisses 6.000 more workers in post-coup crackdown»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoe beoordeelt u het dreigement van de Turkse regering om bepaalde Turken hun staatsburgerschap af te nemen als zij zich niet binnen drie maanden melden in Turkije voor ondervraging?

Antwoord 2

Zie antwoord 8.

Vraag 3

Hoe verhoudt het intrekken van staatsburgerschap om een dergelijke reden met het Europees Verdrag inzake Nationaliteit, met name de limitatieve opsomming van de verliesgronden in artikel 7 EVN, en met artikel 6 (recht op eerlijk proces) Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)?

Antwoord 3

Op 6 januari 2017 is decreet 680 in de Turkse Staatscourant gepubliceerd. Dit decreet voorziet in de mogelijkheid om in het buitenland verblijvende personen het Turkse staatsburgerschap af te nemen indien zij zich desgevraagd niet binnen 90 dagen in Turkije melden bij de Turkse autoriteiten.

Turkije is geen partij bij het Europees Verdrag inzake Nationaliteiten, noch bij het VN-Verdrag tot beperking van staatloosheid. Indien personen die door deze maatregel worden getroffen zich tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens wenden, kan het Hof zich uitspreken over de verenigbaarheid van deze maatregel met de gegarandeerde rechten en vrijheden van het EVRM. Het feit dat Turkije op grond van artikel 15 EVRM (Afwijking in geval van noodtoestand) bepaalde maatregelen neemt, ontneemt het Hof immers niet de mogelijkheid deze maatregelen te toetsen op strikte noodzakelijkheid en proportionaliteit.

Vraag 4

Is bij u bekend of er Turkse Nederlanders onder dit dreigement vallen?

Antwoord 4

Het decreet heeft betrekking op alle Turkse staatsburgers die in het buitenland verblijven en door een rechter of aanklager in Turkije gevraagd zijn een verklaring af te geven. Dit gaat buiten de Nederlandse overheid om. Er zijn het kabinet vooralsnog geen gevallen bekend van Turkse Nederlanders die hierdoor geraakt worden.

Vraag 5

Kunnen Turkse Nederlanders die slachtoffer dreigen te worden advies of hulp krijgen van de rijksoverheid?

Antwoord 5

Het is op voorhand niet bekend hoe de Turkse autoriteiten uitvoering zullen geven aan het decreet en wat in individuele gevallen de gevolgen zullen zijn voor Turkse Nederlanders op wie het decreet van toepassing is. Personen die weten of vermoeden dat het decreet op hen van toepassing is wordt geadviseerd juridisch advies in te winnen.

Vraag 6

Heeft Nederland rechtshulpverzoeken ontvangen van de Turkse regering vanwege betrokkenheid van in Nederland verblijvende personen bij de couppoging en zo ja, hoe heeft de regering daarop gereageerd?

Antwoord 6

Nederland heeft tot op heden geen rechtshulpverzoeken ontvangen van Turkije in relatie tot de couppoging.

Vraag 7

Hoe verhoudt de wijze waarop de Turkse staat ondernemingen onteigent en doorverkoopt zich tot artikel 1 van het aanvullend protocol bij het EVRM (recht op eigendom) en artikel 6 EVRM (recht op eerlijk proces)?

Antwoord 7

Ook hier geldt dat personen die getroffen worden door deze maatregelen zich tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens kunnen wenden. Dit Hof kan zich uitspreken over de verenigbaarheid van de maatregelen met de rechten en vrijheden onder het EVRM.

Vraag 8

Heeft u over deze zaken contact gehad met Turkije? Zo ja, wat was hiervan de uitkomst? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2 en 8

Het kabinet is van mening dat de noodtoestand zo kort mogelijk moet duren. Maar ook tijdens een noodtoestand zijn er fundamentele rechten waarop geen uitzondering mogelijk is. Spoedig herstel van Turkije na de mislukte couppoging is niet mogelijk zonder inachtneming van de fundamenten van de rechtsstaat. Het kabinet blijft de Turkse autoriteiten dan ook met klem opgeroepen tot het respecteren van de rechtsstaat en het toepassen van proportionaliteit.

Vraag 9

Is bij u bekend of deze mogelijke schendingen van het EVRM aanhangig gemaakt zijn bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens?

Antwoord 9

Het kabinet is vooralsnog niet bekend met zaken die mogelijk aanhangig zijn gemaakt door personen met de Nederlandse nationaliteit. Mochten er zaken aanhangig zijn gemaakt dan zal het kabinet hiervan vernemen wanneer deze formeel aan Nederland, als land van nationaliteit van betrokkene(n), worden gecommuniceerd.

Vraag 10

Is deze handelwijze van de Turkse regering onderwerp van bespreking binnen het Comité van Ministers van de Raad van Europa, en zo nee, is de regering bereid om dit onderwerp daar te agenderen en brede steun te verwerven voor een veroordeling van de Turkse regering?

Antwoord 10

Het kabinet hecht grote waarde aan de expertise van de Raad van Europa. Onder meer de Mensenrechtencommissaris, de Venetiëcommissie en het Comité ter preventie van foltering (CPT) hebben bezoeken gebracht aan Turkije. De bevindingen van deze experts worden momenteel in opinies en rapporten neergelegd en zullen de basis vormen voor discussies over de huidige situatie in Turkije in de Raad van Europa.

Vraag 11

Onderneemt de Europese Commissie actie naar aanleiding van deze mogelijke schendingen van het EVRM in het kader van het kandidaat-lidmaatschap van de EU?

Antwoord 11

De EU heeft herhaaldelijk benadrukt dat het van Turkije – een kandidaat-lidstaat – verwacht dat het land de hoogste standaarden op het gebied van democratie, rechtsstaat en mensenrechten respecteert. In de Voorzitterschapsconclusies van 13 december jl. is ernstige zorg uitgesproken over de reikwijdte en de collectieve aard van de maatregelen die sinds de couppoging zijn genomen, zoals het grote aantal ontslagen, arrestaties en detenties.

Naar boven