Vragen van het lid Marcouch (PvdA) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over
de beschieting van de basisschool As-Siddieq in Amsterdam (ingezonden 13 januari 2017).
Antwoord van Minister Blok (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 8 februari 2017).
Vraag 1
Kent u het bericht «Basisschool in Noord beschoten: «Meer dan acht kogelgaten»»?1
Vraag 2
Wat is de stand van zaken in het politieonderzoek?
Antwoord 2
Het opsporingsonderzoek loopt momenteel. In het belang van het onderzoek doe ik geen
inhoudelijke mededelingen.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het beschieten van een school een groter gevoel van onveiligheid
bij de leerlingen en het personeel zal geven dan een (andere) vernieling? Zo ja, waarom?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Ik kan mij voorstellen dat een incident van deze aard impact heeft op het veiligheidsgevoel
van alle betrokkenen. Alle dreigingen en vormen van vandalisme en geweld zijn onacceptabel
en waar mogelijk vindt strafrechtelijke vervolging plaats.
Vraag 4
Deelt u de mening dat bij het beschieten van een school of ander gebouw niet alleen
sprake is van vernieling maar mogelijk ook van bedreiging? Zo ja, waarom? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 4
Ik deel uw mening dat bij het beschieten van een school of ander gebouw ook mogelijk
sprake kan zijn van bedreiging. Het politieonderzoek moet uitwijzen wat de achtergrond
van dit incident is.
Vraag 5
Hoe vaak zijn islamitische instellingen in Nederland het afgelopen jaar getroffen
door vernielingen of bedreigingen? Hoeveel van dergelijke voorvallen zijn bij de politie
gemeld, is er aangifte gedaan of zijn er bij de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding
en Veiligheid (NCTV) bekend?
Antwoord 5
Zoals beantwoord in vragen van lid Özturk (TK Vergaderjaar 2016–2017, Aanhangsel 384) registreert de politie primair het strafbare feit en niet de persoon of het object
waar het geweld zich tegen richt. Het is van belang dat meldingen en aangifte bij
de politie worden gedaan.
Vraag 6
Wat is de stand van zaken betreffende het overleg tussen de NCTV en islamitische organisaties?
Antwoord 6
Er vindt periodiek overleg plaats tussen de moslimgemeenschap, NCTV, SZW en de politie.
In dit overleg komen onder andere actuele veiligheidsvraagstukken aan de orde. Na
de aanslag op een moskee in Québec op zondag 29 januari (Canadese tijd) heeft de moslimgemeenschap
in Nederland haar zorgen op het gebied van veiligheid geuit. Over het contact dat
hierover heeft plaatsgevonden, heb ik u op vrijdag 3 februari separaat schriftelijk
geïnformeerd (Kamerstuk 29 614, nr. 57). In samenwerking met de overlegpartners is een handreiking «Veilige Moskee» opgesteld.
Deze handreiking heeft als doel het bevorderen van de fysieke en sociale veiligheid
in en rondom moskeeën, door het aanreiken van kennis, aanbevelingen en goede voorbeelden
omtrent het omgaan met incidenten en spanningen.
Vraag 7
Wat is het meest recente oordeel van de NCTV over het dreigingsniveau met betrekking
tot islamitische instellingen?
Antwoord 7
Voor het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) maakt de NCTV dreigingsbeelden
op fenomeenniveau. In het meest recente DTN (Kamerstuk 29 754, nr. 405) staat dat extreemrechts geïnspireerd geweld, zoals vorig jaar bij de moskee in Enschede,
in Nederland voorstelbaar is. Deze dreiging kan komen uit de hoek van ongekende gewelddadige
eenlingen. Er zijn geen aanwijzingen voor een algemene geweldsdreiging richting islamitische
instellingen.
Vraag 8
Acht het nodig islamitische instellingen waaronder scholen en moskeeën extra bescherming
te bieden? Zo ja, waaruit gaat dat bestaan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Voor alle (religieuze) instellingen in Nederland geldt dat beveiligingsmaatregelen
worden genomen op basis van dreiging en risico. De NCTV heeft op 21 maart 2016 de
lokale gezagen geadviseerd extra alert te zijn met betrekking tot de veiligheidssituatie
van moskeeën. Het huidige dreigingsbeeld geeft geen aanleiding tot het adviseren van
(extra) beveiligingsmaatregelen bij islamitische instellingen. Het lokaal bevoegd
gezag kan beveiligingsmaatregelen nemen waar zij dit nodig acht. Lokaal kan het beste
beoordeeld worden welke maatregelen in de specifieke omstandigheden passend en proportioneel
zijn.