Vragen van het lid Voortman (GroenLinks) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport over de vergoeding van het exoskelet (ingezonden 17 december 2015).
Nader antwoord van Minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
8 februari 2017).
Vraag 1
Kent u het bericht dat een dwarslaesiepatiënt zijn robotpak niet meer terug wil geven?1
Vraag 2
Deelt u de mening dat innovaties, zoals het exoskelet, mensen de mogelijkheid geven
zoveel mogelijk zelfstandig te zijn, daarmee ook de mogelijkheden voor participatie
vergroten, en dat deze innovatie van grote betekenis is?
Vraag 3
Wat is uw reactie op de crowdfundingsactie die deze patiënt heeft moeten starten om
gebruik te kunnen blijven maken van een exoskelet, en op die wijze zijn behandeling
voort te zetten? Deelt u de mening dat, wanneer een dergelijke innovatie zoveel betekent
voor iemands zelfstandigheid, ook gekeken moet worden of deze voor vergoeding in aanmerking
komt?
Vraag 4
Deelt u de mening dat zoveel mogelijk ervaring met dergelijke innovaties moet worden
opgedaan, zodat deze voor meer mensen beschikbaar kunnen komen?
Vraag 5
Deelt u voorts de mening dat twee weken in de thuissituatie het exoskelet kunnen gebruiken
onvoldoende tijd en mogelijkheid geeft om de toepasbaarheid van het exoskelet aan
te tonen? Zo ja, bent u bereid te kijken op welke wijze hulpmiddelen als het exoskelet
breder beschikbaar kunnen worden gesteld?
Vraag 6
Welke mogelijkheden voor financiering van nieuwe innovaties, zoals het exoskelet,
zijn er? Zijn hierbij ook regelingen waar de betreffende patiënt uit de berichtgeving
een beroep op zou kunnen doen?
Vraag 7
Bent u bereid te kijken op welke wijze innovaties als het exoskelet voor meer mensen
beschikbaar kunnen komen, bijvoorbeeld door in het kader van het project van de Sint
Maartenskliniek innovatiesubsidie beschikbaar te stellen?
Vraag 8
Welke maatregelen kunt en wilt u nemen om innovaties als het exoskelet voor meer patiënten
en voor langere tijd beschikbaar te maken?
Vraag 9
Bent u bereid met zorgverzekeraars in overleg te treden over de vergoeding van innovaties,
zoals het exoskelet?
Nader antwoord
Bij het beantwoorden1 van de vragen van het Kamerlid Voortman (GL) over de vergoeding van het exoskelet,
heb ik u toegezegd dat ik het Zorginstituut zou vragen om een verduidelijking binnen
welke regeling (Zvw of Wmo) dit soort hulpmiddelen kunnen vallen. Op 30 november 2016
heeft het Zorginstituut zijn standpunt kenbaar gemaakt2 en met deze brief kom ik aan de toezegging tegemoet.
Het Zorginstituut is van mening dat het bedoelde exoskelet tot het domein van de Zorgverzekeringswet
(Zvw) behoort. Afhankelijk van het doel waarvoor het wordt ingezet kan het onder hulpmiddelenzorg
en/of onder medisch-specialistische zorg vallen. Bij het dagelijks (permanent) gebruik
in de thuissituatie gaat het om hulpmiddelenzorg; in het geval van tijdelijk inzet
bij revalidatietraject kan het onderdeel zijn van de medisch-specialistische revalidatiezorg.
Het exoskelet wordt dan gebruikt om looptraining te geven, bijvoorbeeld na een ongeluk
of een beroerte.
Vervolgens is door het Zorginstituut onderzocht of het exoskelet aan de geldende pakketcriteria
voldoet. Het Zorginstituut is van oordeel dat dit exoskelet (nog) niet voldoet aan
het criterium «stand van de wetenschap en praktijk» omdat er nog onvoldoende bewijs
is van de positieve effecten van het gebruik van een exoskelet. Op grond van de duiding
van het Zorginstituut is het exoskelet op dit moment geen verzekerde zorg in de Zvw.
Standpunten over het te verzekeren pakket behoren tot de wettelijke bevoegdheid van
het Zorginstituut, hebben directe werking en behoeven geen wijziging van de regelgeving.
Het Zorginstituut heeft ook bekeken of het exoskelet een kandidaat voor Voorwaardelijke
Toelating (VT) tot het basispakket kan zijn. Op dit moment is het daarvoor nog te
vroeg omdat nog onduidelijk is wat het beoogd effect van het gebruik van het exoskelet
in de thuissituatie zou moeten zijn.
Daarnaast zijn er onvoldoende gegevens over de veiligheid en werkzaamheid.
Het is mogelijk dat het lopende onderzoek naar de resultaten in de revalidatie setting
hier meer duidelijkheid over kunnen geven.
Ik hoop dat het lopende onderzoek meer informatie hiervoor gaat opleveren.
X Noot
1Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 1311 op 27 januari 2016