Vragen van het lid Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren) aan de Ministers van Veiligheid en Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de schimmigheid omtrent teruggekeerde jihadisten (ingezonden 21 december 2016).

Antwoord van Minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 24 januari 2017).

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Justitie doet schimmig over 31 teruggekeerde jihadisten»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat is de exacte status van de 31 teruggekeerde jihadisten?2 Hoeveel van hen zijn op dit moment op vrije voeten en hoeveel zijn veroordeeld of in afwachting van een proces?

Antwoord 2

Elke onderkende terugkeerder wordt bij terugkeer voor verhoor aangehouden en het Openbaar Ministerie gaat, waar opportuun, over tot strafvervolging. Politie en AIVD maken bij onderkende terugkeerders een inschatting van de dreiging, houden hen indien noodzakelijk scherp in beeld en zijn alert.

Onderkende terugkeerders worden daarnaast besproken in een lokaal multidisciplinair casusoverleg met het doel passende maatregelen te treffen. Op basis van een risico-inschatting wordt per geval bepaald welke maatregelen worden getroffen.

Op deze manier wenden alle betrokken partners, landelijk en lokaal, de beschikbare middelen aan om het risico dat van terugkeerders uit kan gaan te onderkennen en te verminderen.

Tot dusver zijn zeven als terugkeerder aangemerkte personen voor strafbare feiten veroordeeld. Daarnaast is op dit moment tegen een achttal als terugkeerder aangemerkte personen een vervolgingsbeslissing genomen.

Het verstrekken van nadere strafrechtelijke informatie over als terugkeerder aangemerkte personen, inclusief eventuele op handen zijnde vervolgingsbeslissingen, kan mogelijk lopende onderzoeken schaden. Ik ben daarom terughoudend in mijn beantwoording.

Vraag 3

Bent u bereid, gezien de enorme terreurdreiging in Europa, alle teruggekeerde jihadisten zo snel mogelijk preventief vast te zetten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Hiervoor verwijs ik u naar de brief die ik op 8 december 2015 aan de Kamer heb verstuurd (Kamerstuk 29 754, nr. 352). De strekking van mijn eerdere antwoord is dat op grond van artikel 5 EVRM vrijheidsontneming mogelijk is, naast enkele andere limitatief genoemde gevallen, als betrokkene op rechtmatige wijze is gearresteerd of gedetineerd wanneer er een redelijke verdenking bestaat dat hij een strafbaar feit heeft begaan of indien het redelijkerwijs noodzakelijk is hem te beletten een strafbaar feit te begaan of te ontvluchten nadat hij dit heeft begaan. Deze limitatieve gronden voor vrijheidsontneming worden strikt geïnterpreteerd door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.

Administratieve detentie, in de zin van preventieve detentie zonder dat sprake is van een redelijke verdenking, is niet een van de in artikel 5 EVRM genoemde gevallen. Die gronden voor vrijheidsontneming zijn een uitzondering op de meest fundamentele waarborg van de individuele vrijheid. Administratieve detentie past derhalve naar stellige overtuiging van dit kabinet niet in een rechtstaat.


X Noot
2

U geeft in uw brief d.d. 14 december 2016, (Kamerstuk 29 754 nr. 410) aan dat het totaal aantal onderkende terugkeerders ongeveer 40 bedraagt. Hiervan zijn 7 personen gedetineerd op de Terroristenafdelingen van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en dragen er 2 een enkelbandje.

Naar boven