Vragen van het lid Van der Burg (VVD) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en aan de Minister van Veiligheid en Justitie over minderjarige meisjes in de kelder van een belwinkel (ingezonden 3 november 2015).

Antwoord van Staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie (ontvangen 23 december 2015) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 643

Vraag 1

Kent u het artikel «Eigenaar belwinkel dreigde meisje in brand te steken»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 en 3

Welke acties zijn ondernomen, nadat de politie meerdere keren minderjarige meisjes in de kelder van de belwinkel heeft aangetroffen, om de veiligheid van deze meisjes te waarborgen? Heeft de politie contact gehad met de jeugdzorginstellingen waarin deze meisjes verbleven?

Kunt u aangeven wanneer het onderzoek naar deze zaak afgerond wordt? Bent u bereid de Kamer te informeren over de resultaten wanneer dat het geval is?

Antwoord 2 en 3

De politie heeft verschillende keren minderjarige meisjes aangetroffen in deze winkel. De wijkagent is meermaals in gesprek gegaan met de eigenaar van de winkel en met een leidster van de betrokken jeugdzorginstelling. De eigenaar is in totaal twee keer aangehouden; eenmaal voor het feit dat hij een meisje achterna had gezeten met een jerrycan en eenmaal op verdenking van onttrekking aan het ouderlijk gezag. Er zijn nu onvoldoende feiten en omstandigheden om in deze zaak uit te gaan van seksueel misbruik of mensenhandel. De burgemeester heeft de winkel op 28 oktober jl. op grond van de openbare orde voor onbepaalde tijd gesloten. Over de planning en eventuele resultaten van het onderzoek, kan ik u in het belang van het onderzoek in deze zaak niet nader informeren.

Vraag 4, 5 en 9

Hoe beoordeelt u de rol van de jeugdzorginstellingen waarin deze meisjes verbleven, gegeven het feit dat deze instellingen ten opzichte van hen een zorgplicht hebben? Hoe verklaart u daarnaast dat de meisjes ook ’s nachts in de belwinkel aanwezig waren, terwijl zij geacht werden in de instellingen te overnachten?

Kunt u aangeven welke mogelijkheden instellingen als deze hebben om hun jeugdige bewoners binnen te houden, wanneer zij zich in een vermoedelijk kwetsbare situatie bevinden?

Was de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) op de hoogte van deze problematiek? Zo ja, wat zijn de bevindingen van de Inspectie? Zo neen, is de Inspectie nu ingeschakeld? Zo niet, bent u bereid de Inspectie onderzoek te laten doen naar deze situatie en deze instellingen?

Antwoord 4, 5 en 9

Voor iedereen die is opgenomen in een jeugdhulpinstelling wordt een zorgplan opgesteld. Hierin is opgenomen wat voor zorg een cliënt krijgt en wat de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt zijn. Bij jeugdhulp in het vrijwillig kader is het niet mogelijk om cliënten dwingend binnen de instelling te houden.

Wel heeft een betrokken jeugdinstelling melding gedaan bij de politie van vermissing van één van de meisjes die in de instelling verbleef. Hierover is de politie in contact getreden met de betreffende instelling. Ook heeft de instelling meerdere malen contact gehad met de eigenaar van de belwinkel met name om haar zorgen te uiten over zijn benadering/ bejegening van de jongeren.

Naar aanleiding van de berichtgeving in de media heeft de inspectie de betrokken instellingen verzocht haar te informeren over deze casus en over de zorg die deze instellingen aan de betreffende jeugdigen verleent of heeft verleend. Omdat er geen signalen zijn dat cliënten van de instellingen betrokken zijn bij de incidenten heeft de inspectie vervolgens besloten dat er geen aanleiding is voor nader onderzoek.

Vraag 6, 7 en 8

In hoeverre is de verplichte risicotaxatie door deze instellingen uitgevoerd, en waarom is hier geen gevolg aan gegeven?

Bent u van mening dat instellingen genoeg middelen hebben om hun bewoners te beschermen, dan wel binnen te houden wanneer hun kwetsbare positie vermoedelijk wordt uitgebuit door anderen, zoals pooierboys?

Welke van deze middelen hebben de instellingen in dit geval aangegrepen om de bewoners aan deze situatie te onttrekken? Welke middelen zijn (ten onrechte) niet aangewend?

Antwoord 6, 7 en 8

Jeugdinstellingen hebben diverse instrumenten in handen om te kunnen handelen bij (vermoedens van) seksueel misbruik of om hun cliënten te beschermen tegen (andere) kwetsbare situaties. Bij de intake van cliënten worden risico’s in kaart gebracht (risico-taxatie) waaronder ontvankelijkheid voor loverboy-praktijken, seksueel wervend gedrag, autoriteit ontwijkend gedrag etc. Op basis hiervan wordt een behandelplan gestart.

Bij een open instelling mogen bewoners niet fysiek beperkt worden. Wel worden met bewoners afspraken gemaakt en zijn er huisregels betreffende binnenkomst, weggaan (afspraken over met wie en waar ben je), telefonische bereikbaarheid, bedtijden etc.

Daarnaast worden er beheersmatige maatregelen toegepast, zover als toegestaan binnen een open setting, zoals signalerings- en deuralarmering, wakende wacht en video-observatie systemen.

Tenslotte worden cliënten nauwlettend gevolgd door hen aandacht, zorg, behandeling en begeleiding, in een gestructureerd kader, te bieden. Daarbij wordt nauw samengewerkt met school en wordt er contact opgenomen bij afwezigheid en/ of te laat komen.

De betrokken jeugdinstelling heeft de hiervoor genoemde middelen benut om haar cliënten te beschermen. Ook is er door de instelling diverse keren contact opgenomen met de politie c.q. buurtregisseur over de situatie rond de belwinkel.

Naar boven