Vragen van de leden Volp en Ypma (beiden PvdA) aan de Minister van Veiligheid en Justitie
over het bericht dat een man die verdacht wordt van kinderporno toch actief kon blijven
als docent (ingezonden 1 december 2015).
Antwoord van Minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 22 december
2015)
Vraag 1
Kent u het bericht «School niet gewaarschuwd voor pornocoach»?1
Vraag 2
Bevat het bericht feitelijke onjuistheden? Zo ja, welke?
Antwoord 2
Op basis van de reeds openbaar gemaakte informatie kan ik u berichten dat de verdenking
zag op het bezit van kinderpornografisch materiaal en het heimelijk filmen van meerderjarigen.
De verdachte is inmiddels voor deze feiten veroordeeld. Van het heimelijk filmen van
zijn pupillen of minderjarige jongens is niet gebleken.
Vraag 3 en 4
Wat zijn de regels over het waarschuwen van een werkgever in het geval een werknemer
die met kinderen werkt, verdacht wordt van een zedendelict waarbij kinderen betrokken
waren? Wie bepaalt die regels?
Hoe en door wie kan worden bepaald of iemand die van het bezit van kinderporno en
het heimelijk filmen van minderjarigen wordt verdacht, al dan niet gevaar oplevert
voor kinderen met wie hij werkt?
Antwoord 3 en 4
De Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) en de Aanwijzing Wjsg zijn van
toepassing op de beslissing of dergelijke (strafvorderlijke) gegevens kunnen worden
verstrekt. De Aanwijzing Wjsg geeft aan in welke gevallen, onder welke voorwaarden
en aan wie het Openbaar Ministerie (OM) informatie kan verstrekken voor buiten de
strafrechtspleging gelegen doeleinden. De Aanwijzing Wjsg is na instemming van mij
door het College van procureurs-generaal (hierna: het College) vastgesteld.
In de Aanwijzing Wjsg is mandaat verleend aan de hoofden van de OM-onderdelen om namens
het College te beslissen op verstrekkingen van informatie op grond van de Wjsg. Bij
deze beslissing wordt ook de betreffende zaaksofficier betrokken. Het kan gaan om
een verstrekking op verzoek of om een actieve verstrekking op initiatief van het OM.
In de afweging of, wanneer en welke informatie verstrekt dient te worden, wordt steeds
een afweging gemaakt tussen de belangen van de betrokkenen bij het verkrijgen van
de informatie, de belangen van opsporing en vervolging en het belang van de bescherming
van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte. Bij deze belangenafweging dienen
de beginselen van noodzakelijkheid, subsidiariteit en proportionaliteit te worden
betrokken. Indien de uitkomst van een strafrechtelijk onderzoek nog onzeker is, dient
meer terughoudendheid te worden betracht bij een verstrekking aan derden. Een verstrekking
is wel mogelijk als de veiligheid van kinderen in het geding is. Deze beoordeling
wordt aan de hand van de feiten en omstandigheden van de zaak gemaakt op het arrondissementsparket
waar de zaak in behandeling is.
Vraag 5
Hoe is de schoolleiding in kennis gesteld van deze zaak?
Antwoord 5
Zowel de school als de huidige volleybalclub zijn kort voor de zitting gebeld door
de media; het Algemeen Dagblad (AD) was achter de identiteit van de verdachte gekomen.
Nadat de schoolleiding door het AD in kennis was gesteld van de zaak, heeft de schoolleiding
gesproken met de verdachte.
In dit geval waren er geen aanwijzingen dat kinderen gevaar liepen en is besloten
na een veroordelend vonnis de schoolleiding en de volleybalvereniging in kennis te
stellen. Naar aanleiding van berichtgeving in de media is de volleybalvereniging op
verzoek (mondeling) geïnformeerd. De school is vervolgens schriftelijk geïnformeerd.
Vraag 6
Deelt u de mening dat een school waar een van kinderporno verdachte docent werkt ook
zelf de afweging moet kunnen maken of men die docent nog langer voor de klas wil laten
staan? Zo ja, is de school in kwestie naar uw mening daartoe tijdig in staat gesteld?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Zoals in het antwoord op vraag 3 en 4 reeds is aangegeven, beoordeelt het OM of, en
zo ja welke informatie op welk moment verstrekt kan worden aan derden. In het geval
dat het OM aanwijzingen heeft dat bijvoorbeeld sprake is van gevaar voor kinderen
zal dit al in een vroeg stadium van de strafzaak zijn. Indien hier geen sprake van
is, vindt de verstrekking plaats op een moment dat meer zekerheid bestaat over de
bewijsbaarheid van de zaak. In het onderhavige geval heeft het OM besloten dat de
school bij een veroordelend vonnis geïnformeerd zou worden.
De afweging of een docent voor de klas kan blijven staan, is vervolgens inderdaad
aan de school.