Vragen van het lid Van Gerven (SP) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over het bericht dat visverwerkers oude vis oplappen met verboden middelen met waterstofperoxide (ingezonden 20 november 2015).

Antwoord van Minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 9 december 2015).

Vraag 1

Wordt het middel Mucusol momenteel nog door visverwerker Foppen gebruikt?1

Antwoord 1

De NVWA houdt niet bij welke technische hulpstoffen bedrijven wel of niet gebruiken. Wel controleert zij of toepassing conform de regelgeving plaatsvindt.

Vraag 2

Waarom en wanneer is besloten het middel Mucusol als ontslijmingsmiddel toe te staan?

Antwoord 2

In 2009 benaderde de producent van Mucusol de NVWA. Hij bepleitte dat het gebruik van Mucusol een technische hulpstof bij het ontslijmen van vis en geen decontaminatiemiddel was. Het verwijderen van de externe slijmlaag bij vissen is een gebruikelijke en noodzakelijke stap in het verwerkingsproces.

Het gebruik van technische hulpstoffen bij de productie van voedingsmiddelen voor andere doelen dan decontaminatie van dierlijke producten is niet vastgelegd in Europese regelgeving. In Nederland en in de meeste andere EU-lidstaten is toepassing van dergelijke technische hulpstoffen toegestaan, als de producent aantoont dat het gebruik veilig is. Of een technische hulpstof beschouwd moet worden als een decontaminatiemiddel, wordt beoordeeld aan de hand van de hoofdfunctie.

De NVWA heeft in overleg met het Ministerie van VWS de met rapporten onderbouwde stelling van de producent beoordeeld. Zij kwamen tot de conclusie dat in het beschreven geval inderdaad sprake was van gebruik als technisch hulpmiddel. Omdat het middel wordt ingezet voor het ontslijmen van vis als hoofdfunctie, wordt het niet als decontaminatiemiddel beschouwd, ook niet als het, zoals in dit geval, mede een decontaminerende werking heeft.

Vraag 3

Welke stoffen bevat het middel Mucusol? Klopt het dat waterstofperoxide het actieve bestanddeel is van Mucusol?

Antwoord 3

Mucusol bevat waterstofperoxide, glycerol, ethanol en fruitzuur. Waterstofperoxide is inderdaad het actieve bestanddeel.

Vraag 4

Welke andere ontsmettingsmiddelen (al dan niet met als doel om te ontsmetten) zijn de afgelopen 5 jaar nog meer gebruikt in de visindustrie en worden deze middelen nog steeds gebruikt?

Antwoord 4

Ontsmettingsmiddelen zijn middelen met biocidale werking die worden ingezet bij de ontsmetting van apparatuur en gereedschappen in de voedingsmiddelenindustrie. Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) heeft hiervoor tientallen middelen toegelaten. Inzet van deze middelen is in alle sectoren van de levensmiddelenindustrie, ook in de visindustrie, zeer gebruikelijk. Er worden geen ontsmettingsmiddelen toegelaten die bedoeld zijn om in direct contact te komen met levensmiddelen.

Daarnaast bestaat in de EU-wetgeving de mogelijkheid om decontaminatiemiddelen toe te laten voor het decontamineren van dierlijke producten. Zulke middelen zijn alleen toegelaten na een goedkeuring van de Europese Commissie. Er zijn op dit moment geen middelen die zijn toegelaten voor de decontaminatie van vis.

Vraag 5

Is het toestaan van Mucusol overlegd met de Europese autoriteiten? Welke correspondentie is hierover geweest? Is er overleg met de Europese autoriteiten geweest over het toestaan van andere ontsmettingsmiddelen?

Antwoord 5

Er heeft geen overleg met de Europese Commissie plaatsgevonden over het oordeel dat Mucusol geoorloofd is als ontslijmingsmiddel. Dit was ook niet nodig, omdat de regulering van technische hulpstoffen zoals ontslijmingsmiddelen aan de nationale autoriteiten is.

Wel is het gebruik van waterstofperoxide in de visindustrie ter sprake geweest in de betrokken Commissiewerkgroep in Brussel; hieruit bleek dat meerdere lidstaten de stof voor dit gebruik beschouwen als technische hulpstof die dus onder nationaal beleid valt.

Met de Commissie heeft geen overleg plaatsgevonden over het in de EU toelaten van decontaminatiemiddelen voor vis. Er zijn in de EU dan ook geen decontaminatiemiddelen voor vis toegelaten.

Vraag 6

Worden Mucusol en andere ontsmettingsmiddelen ook in andere EU-landen gebruikt en is dit door de nationale overheden aldaar toegestaan?

Antwoord 6

Het ontbreekt mij aan een goed beeld of ontslijmingsmiddelen en andere technische hulpstoffen die mede een decontaminerende werking hebben, in andere EU-landen zijn geoorloofd. Frankrijk is één van de weinige landen met expliciete wetgeving op het gebied van technische hulpstoffen. In dat land is het gebruik van azijnzuur voor het ontslijmen van vis toegelaten.

Vraag 7

Is het waar dat door het gebruik van Mucusol toe te staan, Nederland feitelijk EU verordening 853/2004 hoofdstuk 2 (artikel 1 en 2) overtreedt?

Antwoord 7

Nee. Het toelaten van technische hulpstoffen zoals ontslijmingsmiddelen bij vis is een zaak die onder de nationale beslissingsbevoegdheid valt.

Vraag 8

Valt het toestaan van Mucusol en andere ontsmettingsmiddelen onder gedoogbeleid?

Antwoord 8

Nee. Er is geen sprake van een verbod op het gebruik van ontslijmingsmiddelen, dus is er bij het niet-optreden hiertegen ook geen sprake van gedogen.

Vraag 9

Wat gebeurt er aan handhaving in deze?

Antwoord 9

De NVWA gaat in haar reguliere controles na of toepassing van ontslijmingsmiddelen veilig plaatsvindt. Op grond van signalen uit het veld zal de NVWA daarnaast nagaan of sprake is van oneigenlijk gebruik van ontslijmingsmiddelen (en daarmee van verboden gebruik van decontaminatiemiddelen).

Vraag 10

Onderschrijft u dat het gebruik van Mucusol en andere ontsmettingsmiddelen niet wenselijk is en niet toegestaan moet worden omdat deze middelen de achteruitgang van vis maskeren?

Antwoord 10

Nee. Als Mucusol wordt ingezet als ontslijmingsmiddel en dit gebruik veilig is, is er geen bezwaar tegen gebruik van dit middel. Oneigenlijk gebruik, zoals voor het maskeren van de achteruitgang van vis, is ongewenst en is ook niet toegestaan.

Vraag 11

Bent u bereid om gebruik van Mucusol en andere ontsmettingsmiddelen te verbieden, ook als het voor ontslijming of andere doelen wordt gebruikt en bent u bereid om op de naleving hiervan toe te zien?

Antwoord 11

Het gebruik van ontsmettingsmiddelen (middelen om apparatuur en gereedschappen te ontsmetten) op vis is niet toegelaten; een verbod heeft dus geen meerwaarde. Het gebruik van decontaminatiemiddelen op vis is gebonden aan goedkeuring door de Europese Commissie; een nationaal verbod is dus niet aan de orde. Het gebruik van technische hulpstoffen bij het ontslijmen van vis is geoorloofd; ik zie geen reden dit te verbieden, zolang het gebruik veilig is.

Vraag 12

Hoeveel van de visbedrijven bevinden zich nu in de rode, oranje of groene zone? Kunt u bij de beantwoording zowel de oude als de nieuwe kleurcodes aangeven om verwarring te voorkomen?

Antwoord 12

In de Kamerbrief van 30 oktober 20152 heb ik u op de hoogte gesteld van de nieuwe kleurcodes die NVWA nu toepast. Volgens deze kleurcodes ziet de indeling van de EG-erkende visverwerkende bedrijven er als volgt uit:

Groen – 197

Geel – 171

Oranje – 3

Rood – 0.

De oude kleurcodering wordt niet meer gebruikt.

Vraag 13 en 14

In hoeverre heeft het bedrijf Foppen dan wel hebben andere visbedrijven meegedacht over het beleid waarbij Mucusol als ontslijmingsmiddel wordt toegestaan? Welke gesprekken hebben hierover plaatsgevonden en welke correspondentie is hierover geweest? Kunt u de gespreksverslagen en de correspondentie bij de antwoorden voegen?

Heeft Foppen het initiatief genomen voor de gedachtewisseling over het toestaan van het middel Mucusol?

Antwoord 13 en 14

Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven heeft de producent van het ontslijmingsmiddel Mucusol initiatief genomen voor overleg met de NVWA. Dit was begin 2009. Het is niet meer te achterhalen of ook overleg met visproducenten heeft plaatsgevonden. Wel is duidelijk dat het uiteindelijke oordeel over de status van Mucusol tot stand is gekomen op basis van het rapport dat is aangereikt door de producent van Mucusol.

Vraag 15, 16 en 17

In hoeverre is het gebruikelijk om het belanghebbende bedrijfsleven mee te laten praten over de interpretatie en uitvoering van regelgeving over voedsel?

In welke gevallen is het nog meer voorgekomen dat het belanghebbende bedrijfsleven meepraatte over de interpretatie en uitvoering van regelgeving over ontsmettingsmiddelen, technologische hulpstoffen, additieven en andere voedselveiligheidsregels? In hoeverre wordt bij deze lobbyactiviteiten transparantie toegepast? Waren dit publieke consultaties of is informatie over deze gesprekken publiekelijk toegankelijk?

Zijn andere organisaties zoals consumentenorganisaties ook uitgenodigd voor deze gesprekken en hebben zij hieraan deelgenomen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 15, 16 en 17

Overleg met het bedrijfsleven over nieuwe en bestaande levensmiddelenwetgeving kan bijdragen aan een goede uitleg van de wetgeving.

Vraagstukken rond nieuwe wetgeving en beleidsvoornemens inzake de toepassing van de levensmiddelenwetgeving worden besproken in het Regulier Overleg Warenwet (ROW), waarin organisaties van de levensmiddelensector, consumentenorganisaties en andere maatschappelijke organisaties zijn vertegenwoordigd. De verslagen van het ROW zijn openbaar.

In dit geval ging het uitsluitend om uitleg van bestaande regelgeving en was overleg in het ROW niet aan de orde.

Vraag 18

Vindt u het wenselijk dat het belanghebbende bedrijfsleven meepraat over de interpretatie en uitvoering van regelgeving over voedsel?

Antwoord 18

Ik vind het wenselijk dat er overleg is met organisaties van het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties over de interpretatie van de wetgeving en over de uitvoering. De overheid kan hierbij haar beleid en haar aanpak toelichten.

Vraag 19

Hoe gaat u de Kamer informeren over de lobbyactiviteiten van het belanghebbende bedrijfsleven bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en over gewijzigd beleid of gedoogbeleid dat hiervan het gevolg is?

Antwoord 19

In het onderhavige geval was geen sprake van «lobbyactiviteiten»; slechts van overleg over de vraag of Mucusol bij de ontslijming van vis een «decontaminatiemiddel» of een «andere technische hulpstof» (ontslijmingsmiddel) was. Het is de taak van de NVWA om zo nodig aan het bedrijfsleven uitleg te geven over de interpretatie van de wetgeving

Vraag 20

Bent u bereidt lobbyactiviteiten van belanghebbende bedrijven bij toezichthouder NVWA te verbieden? Zo nee, bent u bereid dit te reglementeren en volledig transparant te maken?

Antwoord 20

Nee, daartoe ben ik niet bereid. Het is het goed recht van het bedrijfsleven en van andere organisaties om hun visie met de NVWA te delen. De NVWA is een professionele en integere organisatie die hiermee verstandig kan omgaan. Dit is onderdeel van het dagelijkse werk. Leidend hierbij zijn de algemene integriteitseisen aan overheidsmedewerkers en de gedragscode van de NVWA. Kernwaarden in de gedragscode van de NVWA zijn transparantie, integer, betrouwbaar en professioneel.

Transparantie in het beleid en wijzigingen daarin wordt bereikt door voorgenomen wijzigingen te bespreken in openbare gremia zoals de ROW.

Vraag 21 en 22

Hoe is de praktijk bij andere Nederlandse toezichthouders betreffende de omgang met belangenbehartiging vanuit het bedrijfsleven?

Hebben andere Nederlandse toezichthouders regels of gedragscodes omtrent het omgaan met belangenbehartiging vanuit het bedrijfsleven? Zo ja, kunt u de Kamer deze doen toekomen? Is er landelijk beleid in deze en zo ja, hoe wordt dit geïmplementeerd?

Antwoord 21 en 22

Wanneer er vanuit het bedrijfsleven sprake zou zijn van belangenbehartiging richting toezichthouders, dan vertrouw ik volledig op de professionaliteit van die toezichthouders om daarmee verstandig om te gaan (zie ook mijn antwoord op vraag3. Dat is een belangrijk onderdeel van hun werk. Rijksambtenaren die in dienst zijn van toezichthouders zijn immers gehouden aan de algemene integriteitsregelgeving zoals opgenomen in de Ambtenarenwet (artikel 125bis, artikel 125ter artikel, 125quater, 125 quinquies en artikel 125a). De Ambtenarenwet schrijft daarbij het gebruik van een gedragscode voor. Op 12 oktober 2015 is de vernieuwde rijksbrede Gedragscode Integriteit Rijk vastgesteld (zie bijlage 1)4)5 ze code, waarin onder andere is vastgelegd dat onwenselijke beïnvloeding en belangenverstrengeling niet kan, geldt voor iedereen die voor het Rijk werkt, inclusief de rijkstoezichthouders.

Vraag 23 en 24

Is het middel Freebac D150 toegestaan als hulpmiddel in Nederland? Wat is de samenstelling van Freebac D150 en in hoeverre verschilt dit van Mucusol?

Is het toestaan van het middel Freebac D150 overlegd met de Europese autoriteiten? Welke correspondentie is hierover geweest?

Antwoord 23 en 24

Het middel Freebac D150 heeft geen Nederlandse toelating als ontsmettingsmiddel en geen Europese toelating als decontaminatiemiddel. Ik heb geen gegevens over de exacte samenstelling van het middel. De producent biedt het middel aan op een Engelstalige internetpagina als decontaminatiemiddel in de groenteverwerkende industrie. In Nederland is deze toepassing niet toegelaten.

Ik heb over het middel Freebac D150 geen overleg gehad en geen correspondentie gevoerd, noch met de Europese Commissie, noch met anderen.

Vraag 25

Wat is de inzet van Nederland betreffende ontsmettingsmiddelen in voedsel bij TTIP, zoals bijvoorbeeld de chloorkip?

Antwoord 25

Van «ontsmettingsmiddelen in voedsel» is geen sprake. De inzet van de EU, en ook Nederland, bij de onderhandelingen in het kader van TTIP is dat ook geïmporteerde producten van dierlijke oorsprong voldoen aan de wetgeving die hieromtrent in de EU is overeengekomen.


X Noot
1

Omroep Gelderland, 19 november 2015

X Noot
2

vergaderjaar 2015–2016, 26 991, nr. 475

X Noot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
4

Omroep Gelderland, 19 november 2015

X Noot
5

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven