Vragen van de leden Oskam en PieterHeerma (beiden CDA) aan de Ministers van Veiligheid en Justitie en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de uitlatingen gedaan op Facebook om Israëlische toeristen te mishandelen (ingezonden 19 oktober 2015).

Antwoord van Minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie), mede namens de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Buitenlandse Zaken (ontvangen 24 november 2015). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 561.

Vraag 1

Heeft u de uitzending gezien waarin de heer Youness Ouaali ruimte werd geboden om zijn uitlatingen op Facebook over het «total loss» slaan van Israëlische toeristen toe te lichten?1 2

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat dergelijke uitlatingen verwerpelijk en onacceptabel zijn, gelet op haatzaaiende en tot geweld oproepende karakter hiervan?

Antwoord 2

De desbetreffende uitlatingen vind ik verwerpelijk. Als er sprake is van opruiing tot het plegen van strafbare feiten (artikel 131 Sr) of het aanzetten tot haat (artikel 137d Sr) is dit strafbaar. Op dit moment loopt er een strafrechtelijk onderzoek tegen de heer Ouaali.

Vraag 3 en 4

Is het openbaar ministerie (OM) al een onderzoek gestart om de heer Ouaali strafrechtelijk te vervolgen, bijvoorbeeld op grond van artikel 137d van het Wetboek van Strafrecht? Zo ja, wat is de stand van zaken? Zo nee, waarom niet?

Worden eveneens de reacties op dit bericht die de oproep van de heer Ouaali positief bejegen, onderzocht op strafwaardig gedrag?

Antwoord 3 en 4

Op dit moment loopt er een strafrechtelijk onderzoek tegen de heer Ouaali. In het belang van het onderzoek, kunnen op dit moment verder geen mededelingen worden gedaan. Indien daartoe aanleiding bestaat, zullen de reacties op de oproep in het onderzoek worden meegenomen.

Vraag 5

Kunt u aangeven of al eerder strafrechtelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, dan wel vervolging is ingesteld vanwege uitlatingen van de heer Ouaali? Wat waren hiervan de uitkomsten?

Antwoord 5

Het Openbaar Ministerie heeft niet eerder een onderzoek tegen de heer Ouaali ingesteld.

Vraag 6

Klopt het dat de heer Ouaali ontboden is op het politiebureau afgelopen week naar aanleiding van dit bericht? Wanneer is dat precies geweest en wat is met hem besproken dan wel afgesproken? Was hier ook een vertegenwoordiger van het OM bij aanwezig of alleen de dienstdoende agenten?

Antwoord 6

Met de heer Ouaali heeft inderdaad een gesprek plaatsgevonden op het politiebureau. Hierbij was geen vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie aanwezig, alleen de dienstdoende agent(en).

Vraag 7 en 8

Deelt u de mening dat in dit soort zaken voorlopige hechtenis kan worden toegepast, gelet op de mogelijkheid die in dit kader artikel 137, tweede lid, Wetboek van Strafrecht daartoe biedt?

Deelt u de mening dat indien voorlopige hechtenis was toegepast, dit een belemmering had kunnen zijn om nog in dezelfde week via de publieke omroep een podium te bemachtigen voor zijn walgelijke uitlatingen?

Antwoord 7 en 8

Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomsten van het onderzoek in deze zaak, dat zoals gezegd nog loopt. Ik volsta erop te wijzen dat voor toepassing van voorlopige hechtenis een verdenking van een strafbaar feit moet bestaan waarvoor toepassing van voorlopige hechtenis mogelijk is (artikel 67 Sv), als ook ernstige bezwaren moeten bestaan tegen de desbetreffende verdachte en ten slotte een grond voor toepassing van voorlopige hechtenis (artikel 67a Sv).

Vraag 9

Herinnert u zich de motie-Van Dam ingediend bij het plenaire debat naar aanleiding van het verslag van het Algemeen overleg over de notitie antidemocratische groeperingen van 2 juli jl. over het «uit- en overdragen van die gedeelde waarden en het versterken van de onderlinge verbondenheid in de samenleving»? Herinnert u zich dat hij in de toelichting hierop expliciet de publieke omroep als voorbeeld noemde? Hoe beoordeelt u de uitvoering van de motie in het licht van het podium dat de heer Ouaali bij Pauw heeft gekregen?

Antwoord 9

Ja. In een democratische rechtstaat is het van belang om het debat te kunnen voeren, al is dat op het scherp van de snede. Door het informeren van het publiek, bij te dragen aan meningsvorming en maatschappelijk debat te stimuleren en faciliteren, kan de publieke omroep voldoen aan democratische, sociale en culturele behoeften van de inwoners van Nederland. Deze vrijheid gaat echter niet zo ver dat het oproepen tot haat en geweld is toegestaan.

Vraag 10

Kunt u gelet op vraag 9, de beantwoording van deze vragen aan de Kamer doen toekomen voorafgaand aan het Algemeen overleg over Integratieonderwerpen voorzien op 29 oktober as.?

Antwoord 10

Nee, dit is helaas niet mogelijk gebleken.

Toelichting:

aanvullend op eerdere vragen Van Klaveren, ingezonden 16 oktober 2015 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 678)


X Noot
1

Ned. 1, Pauw, 15 oktober 2015

X Noot
2

Kamerstuk 29 279, nr. 259

Naar boven