Vragen van de leden Karabulut en Merkies (beiden SP) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën over de toename van de kloof tussen arm en rijk in Amsterdam (ingezonden 24 augustus 2015).

Antwoord van Minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 22 september 2015).

Vraag 1

Wat is uw reactie op het artikel «Ook in Amsterdam neemt de kloof tussen arm en rijk toe»?1

Antwoord 1

Het kabinet volgt dit soort onderzoek op de voet, mede omdat het streven naar een evenwichtige inkomensverhouding een van de drie pijlers onder het regeerakkoord van dit kabinet is. Het artikel laat zien dat Amsterdam binnen de gekozen selectie van steden tot de minder gesegregeerde steden behoort. Dat is goed nieuws. Het artikel beschrijft echter ook een stijging in de segregatie over de tijd. Dit benadrukt het belang van gelijke kansen nu en in de toekomst. Het kabinet zet in op het bieden van gelijke kansen door toegang tot goed onderwijs en de arbeidsmarkt. Wat betreft evenwichtige inkomensverhoudingen is het van belang dat internationale vergelijkingen uitwijzen dat Nederland wat betreft inkomensverdeling relatief egalitair is. Dit is voor een aanzienlijk deel te danken aan de grote mate van herverdeling, die de Nederlandse overheid van oudsher bewerkstelligt met een progressief belastingstelsel en het vangnet van de sociale zekerheid. Het kabinet heeft maatregelen genomen om ook voor komend jaar een evenwichtig koopkrachtbeeld te bereiken.

Vraag 2

Wat is uw reactie op de uitkomst van het onderzoek waaruit blijkt dat Amsterdam op de achtste plaats staat van een lijst van 13 meest gesegregeerde hoofdsteden van Europa, boven steden als Boedapest, Praag of Oslo?2

Antwoord 2

Het onderzoek is voor 13 steden gedaan, dat zijn niet per se de meest gesegregeerde steden. Op deze lijst eindigt Amsterdam op de 8ste plek, waarmee Amsterdam in deze selectie van steden tot de minder gesegregeerde steden behoort. Overigens wordt momenteel, in opdracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, een nader onderzoek uitgevoerd naar de ruimtelijke spreiding en menging van verschillende groepen in Nederland. Daarin wordt ook Amsterdam meegenomen.

Vraag 3

Deelt u de mening dat de overheid zich te ver heeft teruggetrokken waardoor zij minder in staat is de ongelijkheid te dempen? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om de rol van de overheid te vergroten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Het kabinet herkent niet het beeld dat de overheid zich te ver heeft teruggetrokken. Zoals vermeld bij het antwoord op vraag 1 vindt het kabinet het van groot belang dat mensen zoveel mogelijk gelijke kansen hebben. Vooral de toegang tot goed onderwijs en de arbeidsmarkt spelen daarbij een belangrijke rol. Nederland behoort tot de landen waar het onderwijs zeer goed scoort op zowel kwaliteit als de mate waarin kansen worden geboden. Het kabinet wil de kwaliteit van onderwijs verder verbeteren en daarmee gelijke kansen verder bevorderen.

Vraag 4

Deelt u de mening dat de liberalisering van de woningmarkt is doorgeschoten waardoor er een enorme krapte is ontstaan op de sociale huurmarkt? Zo ja, is de regering bereid de liberalisering een halt toe te roepen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Het kabinet deelt niet de mening dat de liberalisering van de woningmarkt is doorgeschoten. Hoewel de geliberaliseerde voorraad de afgelopen jaren is gegroeid, bedraagt deze nog steeds slechts 12% van de huurwoningenvoorraad3. De gereguleerde huurwoningenvoorraad van ca. 2,6 mln. woningen is dan ook in principe toereikend om de huishoudens met lagere c.q. middeninkomens die toegang hebben tot de sociale huursector, te huisvesten. Deze doelgroep omvat ca. 2 mln. huishoudens. Het kabinet zet juist in op een evenwichtige opbouw van de huurmarkt, waarvan het stimuleren van voldoende aanbod in een middensegment van geliberaliseerde huurwoningen (met een huurprijs tot ca. € 1.000,– per maand) deel uitmaakt. Hierdoor en door de maatregelen uit het Woonakkoord wordt de doorstroming gestimuleerd en komen woningen in de gereguleerde huurmarkt meer ter beschikking van de doelgroep.

Vraag 5

Wat is uw reactie op de uitspraak van hoogleraar stedelijke geografie Sako Musterd dat de groeiende ongelijkheid de duurzaamheid van de samenleving bedreigt en dat sociaaleconomische ongelijkheid leidt tot ongelijkheid in de criminaliteitscijfers?

Antwoord 5

Het is van groot belang dat er geen kloof ontstaat tussen groepen kansrijken en kansarmen. Het kabinet kan zich voorstellen dat dit naast verschillen in bijvoorbeeld gezondheid ook leidt tot hogere criminaliteitscijfers. Ook in het boek van Wilkinson (2009)4 komen de ongewenste maatschappelijke effecten van ongelijkheid aan bod. In Nederland is van een kloof tussen kansrijken en kansarmen gelukkig geen sprake. Het kabinet probeert een tweedeling in de samenleving te voorkomen door kwetsbare groepen perspectief te blijven bieden. De overheid kan hier een belangrijke bijdrage aan leveren door te waarborgen dat zij toegang houden tot het onderwijs, de arbeidsmarkt en (betaalbare) woningen.

Vraag 6

Welke andere oorzaken (dan de huurliberalisering) ziet u voor de toename van ongelijkheid in Amsterdam?

Antwoord 6

De omvang van de huurliberalisering is in Amsterdam beperkt. In 2013 is in Amsterdam het aandeel huurwoningen in de totale woningvoorraad ca. 68%. Van deze huurwoningen behoort ca. 10% tot de geliberaliseerde huursector. Uit het onderzoek van Musterd e.a. blijkt dat de ongelijkheid in Amsterdam onder ander is toegenomen doordat de stad door de vestiging van internationale bedrijven aantrekkelijke is geworden voor hoogopgeleiden.

Vraag 7

Bent u bereid actie te ondernemen om de toenemende ongelijkheid in Amsterdam als gevolg van liberalisering en globalisering te bestrijden? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7

Het kabinet zet in op het bieden van gelijke kansen door toegang tot goed onderwijs en de arbeidsmarkt. De maatregelen in de huurmarkt zorgen ervoor dat er voldoende betaalbare huurwoningen in de steden beschikbaar blijven voor de doelgroep.

Vraag 8

Deelt u de mening dat de bestrijding van tweedeling een uitdaging is voor zowel het Rijk als de gemeenten? Zo neen, kunt u aangeven wie u waarvoor verantwoordelijk stelt? Zo ja, bent u bereid om samen met de gemeente Amsterdam te komen tot een plan van aanpak tegen de groeiende tweedeling?

Antwoord 8

Iedereen heeft hierin zijn verantwoordelijkheid. Het Rijk heeft invloed via algemene kaders en richt zich op de wettelijke kaders. Het kabinet zet hierbij in op het bieden van gelijke kansen zoals beschreven in het antwoord op vraag 7. De gemeenten, die dichter bij de burger zitten, hebben hun verantwoordelijkheid op lokaal niveau bijvoorbeeld door in de prestatieafspraken met corporaties en huurdersorganisaties afspraken te maken over het aandeel sociale huurwoningen in de nieuwbouwopgave en de omvang van de voorraad betaalbare huurwoningen.


X Noot
2

Socio-Economic Segregation in European Capital Cities

X Noot
3

Staat van de Woningmarkt 2014

X Noot
4

Wilkinson, Pickett (2009). «The spirit level. Why greater equality makes societies stronger»

Naar boven