Vragen van de leden Leijten en Van Gerven (beiden SP) aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) die geen onderzoek
doet bij een onnatuurlijke dood in zorginstellingen (ingezonden 16 oktober 2015).
Mededeling van Minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 9 november
2015)
Vraag 1
Heeft het overleg met de sectoren ouderenzorg en verstandelijk gehandicaptenzorg over
het aanstellen van een externe voorzitter bij een calamiteitenonderzoek inmiddels
plaatsgevonden? Zo ja, wat waren de belangrijkste uitkomsten van dit overleg?1
Vraag 2
Van welke concrete factoren is het afhankelijk of er een externe voorzitter of externe
expertise wordt aangesteld bij het onderzoek? Is ook het verzoek van de nabestaanden
terzake voor u voldoende aanleiding hiertoe over te gaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vraag 3
Kunt u onderbouwen waarom specifiek voor de sectoren ouderenzorg en verstandelijk
gehandicaptenzorg is gekozen, en niet voor alle sectoren? Heeft dit te maken met de
capaciteit van de IGZ?
Vraag 4
Hoelang al ziet de Inspectie dat de kwaliteit van de calamiteitenonderzoeken van de
caresector achter blijft? Wat zegt dit over de besluiten die op basis van deze onderzoeken
zijn genomen? Is het mogelijk dat hierdoor vervolgonderzoek onterecht is uitgebleven?
Vraag 5
Waarom is de werkwijze tot op heden altijd fel verdedigd door u, terwijl het blijkbaar
bekend was dat de kwaliteit van de calamiteitenrapporten in de caresector achterbleef?
Kunt u uw antwoord toelichten?
Vraag 6
Waarom heeft de Inspectie pas per 1 oktober 2015 de werkwijze aangepast, terwijl diverse
partijen – waaronder de SP – al jaren vraagtekens zetten bij de werkwijze van de Inspectie,
waarbij zij zorginstellingen hun mogelijke fouten laten onderzoeken?2
Vraag 7
Waarop baseert u de uitspraak «De praktijk laat zien dat het leereffect het grootst
is wanneer een zorgaanbieder het onderzoek naar een calamiteit in opdracht van de
Inspectie uitvoert...»? Welke onderzoeken, getallen of praktijkvoorbeelden tonen dit
aan?3
Vraag 8
Op welke wijze is de kwaliteit van de calamiteitenonderzoeken te controleren, wanneer
de Inspectie geen inzage heeft in het aantal vervolgonderzoeken, en het aantal onderzoeken
naar aanleiding van een niet-natuurlijk overlijden?4
Vraag 9
Bent u bereid het aantal vervolgonderzoeken door de Inspectie en het aantal directe
onderzoeken naar aanleiding van een niet-natuurlijk overlijden alsnog te achterhalen,
en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Vraag 10
Staat u nog altijd achter uw uitspraak dat u het kwalijk vindt wanneer de familie
van de cliënt die bij zorginstelling Bartiméus in november 2012 overleed na het badincident
«ook maar enigszins onder druk» zou zijn gezet een verklaring te ondertekenen?5
Vraag 11
Kent u de inhoud van de «woordvoeringslijn» die Bartiméus nabestaanden kort na het
overlijden heeft laten ondertekenen? Wat vindt u ervan dat de zorginstelling op deze
manier haar straatje heeft geprobeerd schoon te vegen?
Vraag 12
Bent u van mening dat deze werkwijze van de zorginstelling heeft bijgedragen aan waarheidsbevinding,
goed onderzoek, transparantie, kwaliteitsverbetering of het algehele vertrouwen van
mensen in de zorgsector en het bestuur van de instelling? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vraag 13
Kunt u zich voorstellen dat nabestaanden zich onder druk gezet voelden door de vraag
deze «woordvoeringslijn» te ondertekenen? Zo ja, bent u bereid Bartiméus hier alsnog
op aan te spreken? Hoe gaat u dit in de toekomst voorkomen?
Vraag 14
Wat is het aantal badincidenten dat voorafgaand en sinds het betreffende incident
bij Bartiméus heeft plaatsgevonden? Hoe verklaart u de ontwikkeling van deze cijfers?
Mededeling
De vragen van het Kamerlid Leijten (SP) over de Inspectie voor de Gezondheidszorg
(IGZ) die geen onderzoek doet bij een onnatuurlijke dood in zorginstellingen (2015Z19392) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord.
De reden van het uitstel is dat het verkrijgen van de vereiste gegevens meer onderzoek
vergt.
Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.
X Noot
1Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 3294
X Noot
4Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 3294
X Noot
5Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 1195