Vragen van de leden Van Klaveren en Bontes (beiden Groep Bontes/Van Klaveren) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de aantasting van de financiële positie van grote pensioenfondsen (ingezonden 19 oktober 2015).

Antwoord van Staatssecretaris Klijnsma (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 9 november 2015).

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van het bericht «Harde tikken pensioenfondsen»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Begrijpt u de grote zorgen van zowel reeds gepensioneerden als de volgende generaties over de aanhoudende negatieve berichten over het pensioen?

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3, 4 en 5

In hoeverre ziet u mogelijkheden voor een opt-out-regeling op het verplichte aanvullende pensioen, zodat werknemers veel meer vrijheid krijgen om hun pensioeninleg naar eigen inzicht te besteden?

Deelt u de visie dat het verplichte karakter van het collectieve aanvullende pensioen geen recht doet aan de voorkeur van liefst 40% van werkend Nederland dat af wil van dit systeem?

Erkent u dat het systeem van het verplichte aanvullende pensioen geen recht doet aan de belangen van de volgende generaties en dat het, met behoud van de opgebouwde rechten van reeds gepensioneerden, gefaseerd omgezet kan worden naar een situatie waarbij de pensioeninleg volledig wordt opgeteld bij het brutosalaris van de werknemer?

Antwoord vragen 3, 4 en 5

In de Kamerbrief «Hoofdlijnen van een toekomstig pensioenstelsel» (Kamerstuk 32 043 nr. 263) heeft het kabinet aangegeven het belangrijk te vinden dat álle werkenden een toereikend aanvullend pensioen kunnen opbouwen dat kan worden afgestemd op de individuele situatie. Het kabinet vindt dat een vorm van verplichtstelling voor werknemers daarbij moet worden gehandhaafd.

Dit sluit aan bij de opbrengst van de Nationale Pensioendialoog die ik gevoerd heb. Vrijwel alle deelnemers aan de dialoog beschouwen de verplichte deelname aan een pensioenregeling voor werknemers als één van de sterke punten van ons pensioenstelsel. Zo wordt genoemd dat mensen uit zich zelf te laat of te weinig geld voor pensioen opzij leggen en dat verplicht pensioensparen mensen beschermt tegen de gevolgen hiervan (Kamerstuk 32 043, nr. 241). Ook verschaft een vorm van verplichtstelling de continuïteit die nodig is om de welvaartswinst van collectieve risicodeling te kunnen incasseren en kan hij neerwaartse concurrentie op arbeidsvoorwaarden tegengaan.

Tegelijkertijd ziet het kabinet dat er sprake is van een grote variatie in de huidige pensioenopbouw tussen groepen, mede ingegeven door een regelmatig veranderende «werkstatus». Ook de wensen ten aanzien van de opbouw van het pensioen lopen uiteen. Daarom kiest het kabinet voor een gedifferentieerde aanpak. Zo zijn er verschillende manieren om de groepen die nu te weinig pensioen opbouwen te ondersteunen om meer pensioen op te bouwen, uiteenlopend van goede voorlichting tot automatische pensioenopbouw als standaardoptie met een uitstapmogelijkheid («opt out») of een specifiek fonds voor bijvoorbeeld flexwerkers. Daarnaast kan de introductie van meer maatwerk en keuzevrijheid een oplossing bieden voor de groep die door een verplichtgestelde pensioenregeling te veel spaart.

Naar boven