Vragen van het lid Kooiman (SP) aan de Staatssecretarissen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie over het bericht dat slachtoffers van loverboys niet de noodzakelijke hulp krijgen (ingezonden 10 september 2015).

Antwoord van Staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 3 november 2015). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 131.

Vraag 1

Wat is uw reactie op het bericht dat slachtoffers van loverboys in de regio Rotterdam mogelijk niet de noodzakelijke hulp krijgen?1

Antwoord 1

Zoals ik de vaste commissie heb laten weten in het algemeen overleg over slachtoffers loverboys/mensenhandel van 7 oktober 2015 vind ik dat slachtoffers van loverboys/mensenhandel de hulp moeten krijgen die ze nodig hebben en dat voor deze vaak kwetsbare groep expertise beschikbaar moet zijn. Daarom heb ik samen met de VNG gezorgd voor financiële arrangementen in het kader van de Jeugdwet en de Wmo 2015. Fier Fryslân en Kompaan en de Bocht zijn in deze financiële arrangementen aangemerkt als aanbieders waar specialistische opvang en hulp geboden worden aan slachtoffers van mensenhandel/loverboys. Het is aan de gemeenten om zich in te zetten voor deze slachtoffers.

Vraag 2, 3, 4 en 6

Hoe verklaart u de forse teruggang in de vraag naar specialistische hulp van de Fier bij loverboyproblematiek in de regio Rotterdam?

Waar worden deze slachtoffers nu opgevangen en hoe groot is deze groep?

Wat zijn de cijfers voor de vraag naar specialistische hulp van de Fier bij loverboyproblematiek over geheel Nederland? Zijn er ook andere regio’s waarbij dit probleem speelt?

Welke organisaties zijn volgens u gekwalificeerd en geschikt om deze specialistische zorg te bieden?

Antwoord 2, 3, 4 en 6

Fier Fryslân heeft geconstateerd dat er minder slachtoffers doorverwezen worden vanuit gemeenten in de regio Rotterdam. Wat mogelijke verklaringen zijn van de verminderde directe instroom, is niet precies te duiden. Om helder te krijgen wat er aan de hand is buigen zowel gemeente Rotterdam als Fier Fryslân zich over deze kwestie. Volgens Fier Fryslân speelt mee dat er onvoldoende kennis zou zijn bij gemeenten over de specialistische voorzieningen. De VNG heeft in november dit jaar overleg met Fier Fryslân en Kompaan en de Bocht over wachtlijsten en de in- en doorstoomcijfers.

Slachtoffers kunnen naast de hierboven genoemde instellingen ook terecht bij andere jeugdhulpaanbieders. Deze aanbieders werken bovendien met de resultaten van de commissie Azough aan kwaliteitsverbetering voor opvang en hulp aan slachtoffers van loverboys/mensenhandel. De commissie Azough beoogt dat bij alle aanbieders voor jeugdhulp voldoende basiskennis aanwezig is om slachtoffers van loverboys/mensenhandel te signaleren en oog te hebben voor hun veiligheid. Eind vorig jaar heeft de commissie haar actieplan uitgebracht.

Voor aanbieders die specialistische hulp en opvang bieden aan jeugdigen die slachtoffer zijn van loverboys/mensenhandel is een kwaliteitskader opgesteld door de commissie. De Inspectie jeugdzorg zal hierop gaan toezien. Een aantal aanbieders zoals de Rading en Spirit hebben inmiddels specifieke aandacht voor meisjes die slachtoffers zijn van loverboys/mensenhandelslachtoffers.

Als meer jeugdhulpaanbieders zich specialiseren zal dit gevolgen kunnen hebben voor de bestaande specialistische organisaties. Deze ontwikkeling moet goed gevolgd worden en ik houd hierover contact met de VNG.

De commissie Azough heeft samen met aanbieders samenhangende praktische instrumenten ontwikkeld. Het verbeteren van de registratie van slachtoffers om een beter beeld te krijgen van de omvang van de problematiek is hier onderdeel van.

Vraag 5

Hoe garandeert u dat slachtoffers van loverboys de gekwalificeerde en specialistische zorg ontvangen die zij nodig hebben?

Antwoord 5

Belangrijk is dat specialistische hulp voor deze kwetsbare slachtoffers beschikbaar is. Ook is goede signalering van slachtoffers en loverboys/ mensenhandelproblematiek belangrijk. Tijdens het AO van 7 oktober jl. heb ik aangegeven de komende tijd in gesprek te willen gaan met de sector en met de VNG over het zorglandschap voor slachtoffers van loverboys. Het is belangrijk dat er in verschillende lagen van het zorglandschap kennis is over de loverboyproblematiek. Zorgprofessionals, waaronder de wijkteams, dienen genoeg kennis te hebben om te kunnen signaleren en zo nodig door te verwijzen. Als het gaat om meisjes die langdurig in het loverboycircuit zijn geweest en waarbij de problematiek heel ernstig is, zie ik voor me dat er op een aantal plekken in ons land specialistische zorg geboden wordt aan slachtoffers loverboys. Op die plekken is de expertise aanwezig voor deze uitermate kwetsbare groep met zware problematiek.

Zoals ik heb toegezegd in het AO van 7 oktober jl. zal ik met de VNG bespreken hoe gemeenten de producten van de commissie Azough kunnen gebruiken, met name als het gaat om signalering van slachtoffers. Hierbij zal ook aandacht zijn voor de wijkteams.

Vraag 7

Hoeveel budget hebben gemeenten daadwerkelijk besteed aan de specialistische landelijke functies in de jeugdzorg?

Antwoord 7

Hoeveel gemeenten daadwerkelijk hebben besteed aan de specialistische landelijke functies in de jeugdzorg is bij het rijk niet bekend. Aan gemeenten is door de VNG geadviseerd 3,76% (ruim € 100 mln) van het totale budget van de Jeugdwet te reserveren voor landelijke specialistische functies waarover landelijke afspraken zijn gemaakt. Fier Fryslân en Kompaan en De Bocht zijn als expertise- en behandelcentra op het terrein van geweld in afhankelijkheidsrelaties voor zover het minderjarigen betreft, partij bij deze afspraken.


X Noot
1

De Stentor, 7 september 2015, «Nieuwe jeugdzorg funest voor loverboy slachtoffers». http://www.destentor.nl/algemeen/misdaad-112/nieuwe-jeugdzorg-funest-voor-loverboyslachtoffers-1.5218915

Naar boven