Vragen van het lid Potters (VVD) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Inval pgb-kantoor in Appingedam» (ingezonden 2 juli 2015).

Antwoord van Staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 18 september 2015). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 2989.

Vraag 1

Kent u het bericht «Inval pgb-kantoor in Appingedam»?1

Antwoord 1

Ja, ik ken dat bericht.

Vraag 2

Deelt u de mening dat in deze zaak de daders en niet de cliënten moeten worden gestraft?

Antwoord 2

Op grond van enkel dit artikel heb ik te weinig informatie om op deze specifieke zaak in te gaan. In de beantwoording van eerdere Kamervragen2 over mogelijk frauduleuze praktijken van een zorgverlener heb ik aangegeven dat ik van mening ben dat wanneer een budgethouder te goeder trouw heeft gehandeld hij niet moet worden geconfronteerd met een terugvordering van het zorgkantoor.

Vraag 3

Kunt u aangeven in hoeverre er voor de cliënten sprake is van ondermaatse zorg?

Antwoord 3

Het betreffende zorgkantoor heeft mij gemeld dat zij op grond van huisbezoeken heeft geconstateerd dat er geen zorg is verleend aan de budgethouders door dit pgb-kantoor. Het zorgkantoor is met alle budgethouders in gesprek gegaan over de benodigde zorg. Sommige budgethouders zijn bemiddeld naar zorg in natura, anderen ontvangen de zorg nog steeds via het pgb maar van andere zorgverleners. Een aantal budgethouders heeft aangifte gedaan tegen dit pgb-kantoor.

Vraag 4

Kunt u voorts aangeven in hoeverre de zorg voor de cliënten is gegarandeerd? Op welke manier wordt voorkomen dat deze mensen dubbel slachtoffer worden?

Vraag 5

Kunt u duiden welke mogelijkheden er zijn om de daders in dit geval aan te pakken en te straffen?

Antwoord 4 en 5

Voor mij staat voorop dat budgethouders de zorg moeten krijgen die zij nodig hebben. Door het huisbezoek van het zorgkantoor aan de budgethouder is deze situatie aan het licht gekomen. Door het zorgkantoor werd geconstateerd dat er geen zorg werd geleverd, waarop het zorgkantoor direct met de budgethouders in gesprek is gegaan over het verkrijgen van passende zorg. Ik ben van mening dat wanneer een budgethouder te goeder trouw heeft gehandeld hij niet moet worden geconfronteerd met een terugvordering van het zorgkantoor. In de beantwoording van de Kamervragen over Fundament, dragers in zorg, heb ik daarom aangegeven dat VWS, ZN en de zorgkantoren een uniforme aanpak zullen ontwikkelen hoe frauderende zorgaanbieders kunnen worden aangepakt. Tot de mogelijkheden behoren een civielrechtelijk en/of strafrechtelijk traject tegen de zorgverlener.

Helaas verneem ik regelmatig berichten over budgethouders die niet weten dat zij een pgb hebben. Het pgb is juist bedoeld voor mensen die zelf de regie kunnen voeren over hun zorg. In de Wet langdurige zorg (Wlz) heb ik reeds meer eisen gesteld aan de toegang tot een pgb, juist om te voorkomen dat kwetsbare mensen in deze positie terecht komen.

Vraag 6

Kunt u voorts duiden of het mogelijk is de daders een beroepsverbod op te leggen? Zo ja, door wie? In welk geval kan dat verbod worden opgelegd? Zo nee, bent u bereid met spoed een voorstel uit te werken waardoor deze mogelijkheid er komt?

Antwoord 6

De rechter heeft op basis van artikel 28, lid 1, sub 5 van het wetboek van Strafrecht de mogelijkheid om, in de bij de wet bepaalde gevallen, de schuldige de bijkomende straf van ontzetting van het recht een bepaald beroep uit te oefenen («beroepsverbod») op te leggen. Of een verbod daadwerkelijk wordt opgelegd is afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval, en ter beoordeling van de rechter.

Vraag 7

Heeft u signalen dat deze vorm van fraude ook op andere plaatsen speelt? Zo ja, welke acties gaat u ondernemen? Zo nee, bent u bereid met gemeenten en zorgkantoren in gesprek te gaan om signalen over deze vorm van fraude boven tafel te krijgen?

Antwoord 7

Deze vraag kan pas worden beantwoord op het moment dat duidelijk is wat zich in dit geval heeft voorgedaan. In algemene zin geldt dat de Minister en ik inzetten op én het voorkomen van fraude én het aanpakken van fraude. Het boven tafel krijgen van concrete signalen van fraude, onder andere van zorgkantoren en gemeenten, is in dit kader belangrijk. Vanuit het programmaplan Rechtmatige Zorg werken wij daarom aan een centraal meldpunt waar signalen van zorgfraude kunnen worden gemeld en opgepakt. Vooruitlopend op het centraal meldpunt zal ik bevorderen dat gemeenten en zorgkantoren met elkaar in gesprek gaan over het delen van informatie over fraudesignalen.


X Noot
1

«Inval pgb-kantoor in Appingedam» in Dagblad van het Noorden (30 juni 2015)

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 2871

Naar boven