Vragen van het lid Berndsen-Jansen (D66) aan de Minister van Veiligheid en Justitie en de Staatssecretaris van Financiën over de berichtgeving dat de belastingdienst kweekbenodigdheden voor de hennepteelt heeft doorverkocht op een veiling (ingezonden 17 september 2015).

Antwoord van Minister van der Steur (Veiligheid en Justitie) mede namens de Staatssecretaris van Financiën (ontvangen 2 november 2015) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 238

Vraag 1

Bent u bekend met het nieuwsbericht «Belastingdienst verkoopt kweekspullen voor hennepteelt door»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u zich de antwoorden op eerdere vragen over dit onderwerp herinneren?2

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3, 4, 9 en 10

Hoe verhouden uw eerdere antwoorden zich tot de berichtgeving?

Klopt het dat de Belastingdienst in beslag genomen kweekbenodigdheden heeft doorverkocht en daarmee in strijd heeft gehandeld met artikel 11a van de Opiumwet?

Deelt u de mening dat dit voorbeeld aantoont dat handhaving van artikel 11a van de Opiumwet ondoenlijk is? Zo nee, waarom niet?

Hoe wilt u in de toekomst voorkomen dat er kweekbenodigdheden worden aangeboden door de overheid op veilingen?

Antwoord 3, 4, 9 en 10

Het betreft hier een fiscale beslaglegging (in het kader van een belastingschuld), geen strafrechtelijke inbeslagname in het kader van artikel 11a van de Opiumwet.

In dit specifieke geval vond de inbeslagname door de Belastingdienst plaats toen artikel 11a van de Opiumwet nog niet in werking was getreden. Dit betekent dat ten tijde van de inbeslagname en de onmiddellijke opvolging daarvan artikel 11a van de Opiumwet nog niet het referentiekader was.

Voor de vraag of de Belastingdienst in strijd heeft gehandeld met artikel 11a van de Opiumwet is van belang of de Belastingdienst op het moment van verkoop wist, of een ernstige reden had te vermoeden, dat de producten of apparatuur bestemd waren voor de beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. Daarvoor is van belang dat de Belastingdienst, na de inwerkingtreding van artikel 11a van de Opiumwet, heeft besloten om goederen waarbij naar het oordeel van de Belastingdienst een duidelijke link was te leggen met de beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt niet in een executieveiling te betrekken. Als uitgangspunt gold dat alleen meer algemene voorwerpen via veilingsite BVA, in verschillende kavels, werden aangeboden.

Inmiddels heeft, om elke onduidelijkheid in de afwegingen omtrent verkoop van inbeslaggenomen zaken weg te nemen, de Belastingdienst een landelijke werkwijze bepaald. Volgens deze landelijke werkwijze vinden alle fiscale beslagleggingen bij belastingschuldigen die onder de werking van artikel 11a van de Opiumwet (kunnen) vallen alleen na en in overleg met politie plaats. Zaken die onder artikel 11a van de Opiumwet vallen zullen niet fiscaal, maar strafrechtelijk in beslag worden genomen en worden vernietigd.

Vraag 5

Voor welk bedrag zijn de kweekbenodigdheden verkocht?

Antwoord 5

Informatie over de verkoopopbrengst valt onder de geheimhoudingsplicht van artikel 67 Invorderingswet 1990.

Vraag 6

Indien u van oordeel bent dat de Belastingdienst niet in strijd heeft gehandeld met de Opiumwet omdat deze producten niet specifiek te koppelen zijn aan hennepteelt, waarom zijn dergelijke producten wel in beslag genomen in het kader van de Opiumwet bij een groothandel in april van dit jaar?

Antwoord 6

Ik neem aan dat vragensteller hiermee doelt op de inbeslagname door Domeinen Roerende Zaken (DRZ), waarnaar eerder is gevraagd door vragensteller (ingezonden 24 juni 2015). Zoals in de beantwoording van die vragen (zie Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 3017) al is duidelijk gemaakt, betrof de verkoop destijds een dompelpomp, die niet in beslag was genomen omdat de verkoop ervan in strijd zou zijn met de Opiumwet, maar omdat deze te koop werd aangeboden terwijl hij van diefstal afkomstig was. In onderhavige zaak betreft het een inbeslagname door de Belastingdienst in verband met een openstaande belastingschuld. In beide zaken gaat het dus uitdrukkelijk niet om een strafrechtelijke inbeslagname op grond van artikel 11a van de Opiumwet.

Vraag 7

Zijn er bij u nog meer gevallen van verkoop van kweekbenodigdheden door de overheid bekend?

Antwoord 7

Nee.

Vraag 8

Deelt u de mening dat het juist de overheid past om geen misverstanden te laten bestaan over het verkopen van producten die mogelijk onder artikel 11a van de Opiumwet vallen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8

Ja, ik ben het met de vragensteller eens. Uit bovenstaande antwoorden blijkt dat er ook maatregelen zijn getroffen om misverstanden te voorkomen.


X Noot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 3017

Naar boven