Vragen van het lid Van Gerven (SP) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over bemiddelingsbureaus in de zorg (ingezonden 30 september 2015).

Antwoord van Staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 21 oktober 2015).

Vraag 1

Wie gaat het onderzoek naar «de tarieven die bemiddelingsbureaus voor zzp’ers in de zorg hanteren en de diensten die de bemiddelingsbureaus leveren» uitvoeren waarnaar u in het antwoord op eerdere vragen verwijst, en wanneer zijn de resultaten bekend?1 2

Antwoord 1

Het aanbestedingtraject is gestart. Het is op dit moment nog niet bekend welk bureau het onderzoek gaat uitvoeren en wat de precieze planning daarbij is.

Vraag 2

Welke prioriteit heeft het onderzoek naar «de tarieven die bemiddelingsbureaus voor zzp’ers in de zorg hanteren en de diensten die de bemiddelingsbureaus leveren»? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 2

Het onderzoek is toegezegd aan de Tweede Kamer en heeft prioriteit voor mij.

Vraag 3

Wordt in het onderzoek dat u start naar bemiddelingsbureaus ook de onderzoeksvraag opgenomen op welke schaal medewerkers van bemiddelingsbureaus worden aangesteld als vertegenwoordiger van budgethouders? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

De precieze reikwijdte van het onderzoek wordt nog vastgesteld. Daarbij zal ik dit aspect ook meenemen.

Vraag 4

Deelt u de mening dat het ongewenst is dat een medewerker van een bemiddelingsbureau gemachtigd wordt om als vertegenwoordiger van de budgethouder op te treden? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 4

De budgethouder is verantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg alsmede de administratie en financiën. Als een budgethouder deze zaken niet zelf kan waarmaken, dan kan hij een vertegenwoordiger aanstellen of wordt een vertegenwoordiger aangesteld. Het komt voor dat dit iemand is uit eigen kring of een derde persoon. Die derde kan iemand van een bemiddelingsbureau zijn. Er kunnen twee problemen ontstaan als een bemiddelingsbureau de vertegenwoordiger is.

Ten eerste verkeert deze derde persoon niet altijd in de positie en/of heeft de tijd om naast de administratie en financiën, als dat nodig is, ook de verantwoordelijkheid voor de zorg over te nemen: het maken van afspraken met zorgverleners, hun activiteiten op elkaar afstemmen en controleren of de gedeclareerde zorg ook daadwerkelijk is geleverd. Bewindvoerders kunnen zich ook beroepen op het Burgerlijk Wetboek, waarin staat dat zij niet verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van zorg. Een tweede probleem kan ontstaan als de derde persoon een direct financieel belang heeft, bijvoorbeeld wanneer deze derde zelf als zorgverlener optreedt. Dan liggen het regelen van zorg, voeren van de administratie en financiën en het verlenen van zorg in één hand.

Juist om kwetsbare budgethouders voor deze situaties te beschermen is in de Wlz het begrip «gewaarborgde hulp» geïntroduceerd. Dat betekent dat als een budgethouder zelf niet in staat is om de verantwoordelijkheden – administratief, financieel en zorginhoudelijk – die horen bij het pgb op zich te nemen, en iemand anders neemt dat feitelijk van de budgethouder over, de budgethouder erop moet kunnen rekenen dat zijn zaken goed worden behartigd. De derde moet er dus voor instaan dat de verplichtingen (die formeel gelden en blijven gelden voor de budgethouder) worden nagekomen. Als een vertegenwoordiger alleen financieel en administratief verantwoordelijk is en wil zijn, dan is dus onvoldoende sprake van gewaarborgde hulp. Als een bemiddelingsbureau geen onafhankelijke positie heeft ten opzichte van de zorg, dan is ook maar de vraag of sprake is van gewaarborgde hulp. Met Per Saldo en zorgkantoren werk ik uit welke waarborgen nodig zijn om van gewaarborgde hulp te kunnen spreken. Ik kom daar in de PGB beleidsagenda Wlz, die ik u nog zal sturen, op terug.

Volledigheidshalve verwijs ik ook naar het algemeen overleg trekkingsrecht PGB van 14 september 2015, waarin ik de eerdere toezegging heb bevestigd om uw Kamer te informeren over de juridische mogelijkheden van een «zwarte lijst» van malafide bemiddelingsbureaus en zorgverleners. Momenteel wordt in overleg met het veld verkend op welke wijze uitwerking kan worden gegeven aan deze motie. Streven is uw Kamer hier voor het eind van het jaar nader over te informeren.

Vraag 5

Kunt u garanderen dat de relatie tussen cliënt en zorgverlener gecontinueerd wordt en niet beboet wordt als zorgverleners hun contracten moeten afkopen bij een bemiddelingsbureau? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 5

Contracten tussen zorgverleners en bemiddelingsbureaus zijn civielrechtelijk. Daar is de overheid niet bij betrokken. Ik zal bezien of en op welke wijze dit aspect meegenomen kan worden in het hierboven genoemde onderzoek.

Vraag 6

Hoe gaat u er voor zorgen dat bemiddelingsbureaus die geen toegevoegde waarde hebben worden teruggedrongen? Wie bepaalt of een bemiddelingsbureau wel of geen toegevoegde waarde heeft? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 6

Zie de laatste alinea van het antwoord op vraag 4.

Vraag 7

Is het waar dat de hoge tarieven van bemiddelingsbureaus in de zorg blijven gelden tot dat de resultaten van het aangekondigde onderzoek naar de diensten en tarieven van bemiddelingsbureaus bekend zijn? Zo nee, waarom is deze aanname onjuist? Zo ja, is dit eerlijk richting de mensen die de dupe zijn van bemiddelingsbureaus die het eigen belang voorop stellen in plaats van het belang van de patiënt? Zo ja, is dit niet vreemd aangezien in de eerdere vragen juist werd gewezen op deze hoge tarieven?

Antwoord 7

Het onderzoek naar de tarieven van bemiddelingsbureaus start ik om juist op deze materie meer zicht te krijgen. Ik wil niet vooruitlopen op de resultaten van het onderzoek.


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 46

Naar boven