Vragen van de leden Leijten en Van Gerven (beiden SP) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het niet kunnen krijgen van een persoonsgebonden budget (pgb) via de Sociale Verzekeringsbank (SVB) bij een persoonlijk faillissement van één van de ouders (ingezonden 12 augustus 2016).

Antwoord van Staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 14 september 2016) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 3327

Vraag 1

Wat vindt u ervan dat een 14-jarige jongen met gescheiden ouders zijn pgb dreigt te verliezen, omdat de vader persoonlijk failliet is verklaard?1

Antwoord 1

Voor mij staat voorop dat deze jongen de zorg ontvangt die nodig is. Het zorgkantoor heeft hiertoe een zorgplicht. De jongen ontving eerst zorg onder de Jeugdwet. Op basis van een nieuwe indicatie heeft de jongen zorg nodig onder de Wet langdurige zorg (Wlz). Hiertoe is een aanvraag voor pgb ingediend bij het zorgkantoor, welke het zorgkantoor heeft geweigerd aangezien de vader persoonlijk failliet is verklaard. Ik heb vernomen dat het zorgkantoor, gelet op de specifieke omstandigheden en uit het oogpunt van de zorgplicht, de moeder inmiddels een passende oplossing heeft geboden waar zij mee akkoord is gegaan.

Vraag 2

Klopt het dat, ook wanneer de SVB het pgb beheert, men niet in aanmerking komt voor een pgb bij een persoonlijk faillissement van één van beide ouders?

Antwoord 2

Ik vind het van belang kwetsbare verzekerden op voorhand te beschermen tegen nare situaties. Ondanks het feit dat de SVB de budgetten beheert, zijn waarborgen vooraf ook noodzakelijk. Het pgb is namelijk bedoeld voor verzekerden die eigen regie over hun zorg kunnen voeren. Deze rol brengt verantwoordelijkheden en verplichtingen met zich mee. Het gaat om veelal grote bedragen publiek geld. Daarbij is het uitgangspunt dat de verzekerde of zijn hulp zelf verantwoordelijk is voor een juiste verantwoording en besteding van deze gelden. Het zorgkantoor beoordeelt vooraf of zij de verzekerde of zijn hulp hiertoe in staat achten. Hiertoe zijn specifieke regels in de Regeling langdurige zorg (Rlz) opgenomen. Het pgb wordt ook geweigerd in geval de verzekerde, of, indien de verzekerde de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, één van diens ouders of voogden, failliet is verklaard. Dit volgt uit artikel 5.9 onderdeel d van de Rlz. Dat neemt niet weg, dat de zorgplicht rust op het zorgkantoor en deze en bij dit soort specifieke omstandigheden een passende oplossing zal moeten organiseren.

Vraag 3

Is deze regel met de invoering van het trekkingsrecht niet overbodig geworden, aangezien er geen sprake meer is van een verhoogd risico op fraude? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 3

Met de invoering van het trekkingsrecht staat het pgb op de rekening van de SVB en blijven de gelden beschikbaar voor de zorg die nodig is. Dit wil niet zeggen dat daarmee fraude te allen tijde volledig voorkomen kan worden en zijn zoals toegelicht bij het antwoord op vraag 2, waarborgen aan de voorkant ook noodzakelijk.

Vraag 4

Vindt u dat, aangezien de zorg ook niet in natura geleverd kan worden, de zorgverzekeraar en het zorgkantoor voldoen aan hun zorgplicht? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 4

Ik heb vernomen dat het zorgkantoor de verzekerde heeft gewezen op de mogelijkheden voor zorg in natura. In dit specifieke geval bleek zorg in natura niet passend te zijn gezien de specifieke zorgvraag en bleek ook een opname niet wenselijk. Het zorgkantoor is, gelet op de specifieke omstandigheden en vanuit het oogpunt van de zorgplicht, inmiddels met een, naar ik heb vernomen, voor alle partijen passende oplossing gekomen. Het is aan de Nederlandse Zorg autoriteit (NZa) om toezicht te houden op de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de Wet langdurige zorg door het zorgkantoor en zich een oordeel te vormen over de uitvoering van de zorgplicht.

Vraag 5

Erkent u dat er een onhoudbare situatie is ontstaan, nu de moeder zowel opdraait voor het levensonderhoud als sinds mei voor de kosten van de zorg?

Antwoord 5

Inmiddels is een passende oplossing gevonden maar ik betreur het dat de moeder in de tussentijd de kosten zelf heeft moeten voorschieten.

Vraag 6 en 7

Hoe lang ligt dit dossier al bij u op het ministerie, en wat is er sinds die tijd mee gedaan? Kunt u toezeggen dat u spoedig voor een oplossing zorgt?

Kan er per direct worden gestart met het inzetten van vertrouwde zorgverleners, al dan niet via het pgb, al dan niet direct betaald door het zorgkantoor? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 6 en 7

Eind juli is naar aanleiding van deze casus een vraag over het toekennen van het pgb bij mijn ministerie ontvangen. Medio augustus is door mijn medewerkers contact opgenomen en is gesproken met de persoon die de vraag stelde, de moeder van de verzekerde en het betreffende zorgkantoor. Inmiddels heeft het zorgkantoor in deze situatie een voor alle partijen passende oplossing heeft geboden.

Vraag 8

Heeft u er zicht op hoeveel soortgelijke situaties er zijn? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar te doen en ook deze zo snel mogelijk op te lossen?

Antwoord 8

Iedere situatie is zo uniek dat deze niet op een dezelfde manier kan worden samengevat in een soortgelijke situatie. Ik ben daarom van mening dat zorgkantoren maatwerk moeten leveren en dat elke situatie afzonderlijk moet worden beoordeeld. Een nader onderzoek acht ik daarom niet nodig.


X Noot
1

Relevante stukken onderhands verstrekt aan bewindspersoon

Naar boven