Vragen van het lid Kooiman (SP) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het bericht dat een modelagent gearresteerd is door eigen collega’s (ingezonden 1 augustus 2016).

Antwoord van Minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 12 september 2016). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 3314.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «Jij ziet er helemaal niet uit als een politieagent»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Staat u nog steeds achter de uitspraak dat er bij de politie slechts incidenteel aan etnisch profileren wordt gedaan?2

Antwoord 2

Tot op heden zijn er meerdere onderzoeksrapporten verschenen die een zeker inzicht gegeven in de aard en omvang van etnisch profileren door de (Nederlandse) politie. Geen van deze onderzoeken wijst op stelselmatig discriminerende profilering door de politie in Nederland.

Ook in een eerder rapport over het optreden van politieambtenaren in Den Haag concludeert de Nationale ombudsman dat niet is gebleken van een cultuur waarin het geoorloofd is om burgers discriminerend of racistisch te bejegenen.3 Er is dan ook geen indicatie dat sprake is van een trend van etnisch profileren door de politie, samen met de Korpschef ontken ik het probleem evenwel niet. Met de politie ben ik van mening dat ieder incident er een teveel is. Dat er (extra) aandacht is en moet zijn voor zorgvuldig en verbindend politiewerk staat buiten kijf.

De komende tijd zullen nog andere onderzoeksrapporten verschijnen, waaronder een onderzoek gericht op de eenheid Rotterdam en een onderzoek naar het proactief optreden van politiemensen. Afhankelijk van de uitkomst van deze rapporten zal worden bezien of aanvullende maatregelen nodig zijn.

De vraag of in het onderhavige geval sprake is van etnisch profileren, is als zodanig geen onderdeel van het lopende onderzoek aangezien het geen proactief politieoptreden betreft.4 Wel wordt mede onderzoek gedaan naar de behandeling van de betrokkene door de politie. Gedurende het onderzoek kan ik daar geen uitspraak over doen.

Vraag 3

Bent u bereid het onderzoeksrapport aan de Kamer sturen, zodra het beschikbaar is? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Er wordt door de eenheden Amsterdam en Oost-Nederland een onderzoek ingesteld naar de feiten en de omstandigheden. Over individuele gevallen worden over het algemeen geen uitspraken gedaan.

Ik zal uw Kamer nader informeren over de uitkomsten van het onderzoek.

Vraag 4

Bent u bereid te onderzoeken of programma’s om etnisch profileren tegen te gaan, zoals die in Amsterdam worden uitgevoerd, succesvol zijn? Zo ja, of deze uitgebreid kunnen worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

In het kader van het programma «De kracht van het verschil» is een landelijke werkgroep etnisch profileren opgericht waarin kennis en ervaring over dit thema wordt gedeeld. Deze werkgroep komt een aantal keer per jaar bijeen.

Diverse verbindingsactiviteiten van de politie en van niet-gouvernementele organisaties zijn – op mijn verzoek – door het Kennisplatform Integratie en Samenleving (KIS) onderzocht. Daarvan is op 7 juni jl. het rapport gepubliceerd en heb ik uw Kamer geïnformeerd via de voortgangsbrief vorming nationale politie van 20 juni jl.5


X Noot
4

Amnesty International heeft, in het rapport Proactief politiewerk vormt een risico voor mensenrechten in Nederland, etnisch profileren als volgt omschreven:

«het gebruik door de politie van criteria of overwegingen omtrent ras, huidskleur, etniciteit, nationaliteit, taal en religie bij opsporing en rechtshandhaving – zowel op operationeel als organisatorisch niveau – terwijl daarvoor geen objectieve rechtvaardiging bestaat»

X Noot
5

Kamerstuk 29 628, nr. 643

Naar boven