Vragen van de leden Van Klaveren en Bontes (beiden Groep Bontes/Van Kalveren) aan de Ministers van Veiligheid en Justitie en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de intimidatie en doodsbedreiging aan het adres van een homostel (ingezonden 5 juli 2016).

Antwoord van Minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie), mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 25 augustus 2016).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Homostel in Amsterdam wordt bedreigd door homofobe buren»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u onze afschuw over het feit dat een homostel vanwege de geaardheid met de dood wordt bedreigd, stenen tegen het raam gegooid krijgt en niet meer veilig over straat kan?

Antwoord 2

Ja, die afschuw deel ik zonder meer. Op grond van artikel 1 van de Grondwet is discriminatie, op welke grond dan ook, niet toegestaan. Discriminatie dient dan ook hard aangepakt te worden. In het Nationaal actieplan tegen discriminatie2 wordt ingegaan op de acties die het kabinet neemt tegen discriminatie vanwege de ingrijpende gevolgen voor individuen en de samenleving als geheel.

Vraag 3

Hoe oordeelt u over het gegeven dat de politie het betreffende stel heeft afgeraden om aangifte te doen omdat zij anders te maken krijgt met buurtterreur door hangjeugd?

Antwoord 3

De politie heeft mij desgevraagd bericht dat de oorzaak van het conflict tussen het stel en hun buren – waaraan in het artikel wordt gerefereerd – leek te liggen in geluidsoverlast. De politie heeft het betreffende stel in eerste instantie geadviseerd om – voordat eventueel aangifte wordt gedaan – te bekijken of bemiddeling door tussenkomst van de wijkagent kan helpen om het conflict op te lossen. Het is niet ongebruikelijk dat de politie burenruzies – waarbij over en weer beschuldigingen worden geuit – met behulp van bemiddeling probeert op te lossen om escalatie te voorkomen. Nadat het stel de woning had verlaten als gevolg van de escalatie van het conflict, heeft de wijkagent met één van hen gesproken over de mogelijkheden om aangifte te doen en het belang hiervan benadrukt. Een aangifte van discriminatie dient volgens de Aanwijzing Discriminatie altijd opgenomen te worden.

Vraag 4

Erkent u inmiddels dat niet-Westerse allochtonen in Amsterdam, ook in deze casus,3 relatief gezien vaker verdachte zijn van homofoob geweld dan autochtonen? Zo ja, wat doet u met dat gegeven en ziet u een relatie met de veelal islamitische achtergrond (zie ook de rapporten «Gewoon Anders; acceptatie van homoseksualiteit in Nederland», SCP en «Dichterbij elkaar», SCP)?

Antwoord 4

Ik deel uw analyse en interpretatie van de cijfers niet en verwijs hierbij naar eerdere antwoorden op Kamervragen met dezelfde strekking.4 Uit het onderzoek van het SCP dat u noemt, plus een meer recent rapport uit 20165, komt naar voren dat in streng religieuze- en niet-westerse etnische kringen de sociale acceptatie van homoseksuele mannen, lesbische vrouwen, biseksuelen en transgender personen (LHBT-ers) gemiddeld lager ligt dan bij autochtone en niet-religieuze Nederlanders. Dat is de reden dat het kabinet zich extra inzet om dit te verbeteren, onder meer via de ondersteuning van activiteiten van de G4-gemeenten in samenwerking met LHBT-ers uit bi-culturele kringen.6 Overigens staat ook in religieuze en niet-westerse etnische kringen de meerderheid neutraal tot positief tegenover het idee dat lhbt’s hun leven zo moeten kunnen inrichten zoals zij dat zelf willen.

Vraag 5 en 6

Deelt u de mening dat niet de slachtoffers maar de daders hun wijk/stad dienen te verlaten? Zo ja, op welke wijze wordt dit bedreigde stel geholpen?

Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om ervoor te zorgen dat de politie mensen niet afraadt aangifte te doen en dat wordt ingezet op zware repressie van homofoob geweld, snelrecht en huis- en wijkuitzettingen van het tuig?

Antwoord 5 en 6

In het Nationaal actieplan tegen discriminatie7 wordt ingegaan op de (preventieve en repressieve) maatregelen die het kabinet neemt tegen discriminatie, waaronder ook homofoob/discriminatoir geweld. In bijlage II van het actieplan wordt ingegaan op de acties die het kabinet neemt met betrekking tot discriminatie van LHBT-ers.

In het onderhavige geval is er door de politie niet afgeraden om aangifte te doen. Zoals gezegd heeft de wijkagent met één van de slachtoffers gesproken over de mogelijkheden om aangifte te doen en het belang hiervan benadrukt. Een aangifte van discriminatie dient volgens de Aanwijzing Discriminatie altijd opgenomen te worden. De politie werkt aan het verbeteren van het aangifteproces via opleiding van intake- en servicemedewerkers. Voor zowel deskundigheidsbevordering ten aanzien van dergelijke zaken als voor het verbeteren van de opsporing en vervolging op dit terrein wordt met ketenpartners een convenant en tevens een vernieuwd reactieprotocol opgesteld.

Vraag 7

Deelt u de zorgen, van meer dan 70% van de bevolking,8 dat de samenleving structureel ontwricht raakt als gevolg van het wanbeleid op het gebied van immigratie/integratie? Kunt u uw visie geven op deze zorgelijke ontwikkeling?

Antwoord 7

De stelling waaraan wordt gerefereerd bevat geen oordeel over het gevoerde beleid, maar vraagt naar de verwachte tendens inzake spanningen tussen autochtonen en mensen van buitenlandse herkomst. Het kabinet heeft aandacht voor deze spanningen en voert een beleid om deze te verminderen door enerzijds preventieve maatregelen en dialoog en anderzijds (strafrechtelijke) handhaving, daar waar grenzen worden overschreden.


X Noot
2

Kamerstuk 30 950, nr. 84.

X Noot
4

Kamerstuk 2014Z04365, 11 april 2014

X Noot
5

LHBT-monitor, SCP, 2016

X Noot
6

Kamerbrief voortgang emancipatiebeleid, 21 januari 2016, Kamerstuk 30 420, nr. 230

X Noot
7

Vergaderjaar 2015–2016, bijlage bij Kamerstuk 30 950, nr. 84

Naar boven