Vragen van het lid Madlener (PVV) aan de Minister van Infrastructuur en Milieu over het bericht dat woningprijzen dalen door windturbines (ingezonden 21 april 2016).

Antwoord van Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus (Infrastructuur en Milieu) (ontvangen 8 juli 2016) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2577.

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Hoe dichter bij windmolens, hoe meer de huizenprijs daalt»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u aangeven hoeveel huizen er binnen een straal van 2.000 meter van een windturbine staan? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Nee, dit kan ik niet.

In het kader van basisregistraties is bij gemeenten de locatie van windturbines bekend. Landelijk is deze informatie, de vraag hoeveel huizen er binnen een specifieke afstand van een windturbine staan, in dit geval de door de onderzoekers gekozen 2.000 m, niet in kaart gebracht.

Vraag 3

Vindt u het acceptabel dat duizenden huishoudens met schade door waardevermindering van hun woningen blijven zitten, terwijl windturbine-exploitanten miljoenen aan subsidies opstrijken? Wat gaat u hier aan doen?

Antwoord 3

De stelling dat duizenden huishoudens met schade door waardevermindering blijven zitten deel ik niet. Of nabijgelegen windturbines wel of geen invloed op de waarde van onroerend goed hebben is op basis van WOZ waarden niet te concluderen. Daarvoor is onderzoek naar werkelijke gerealiseerde onroerendgoed transacties nodig en dat is nog weinig voorhanden. De waarde van woningen wordt nog door verscheidene andere factoren mede bepaald zoals ruimtelijke ontwikkelingen met betrekking tot hoogspanningsmasten of UMTS masten, planning van een nieuwbouwwijk, uitzicht op een begraafplaats of geluid van verkeer industrie of andere bronnen. Wanneer woningeigenaren vermoeden dat de komst van windturbines tot een lagere verkoopwaarde leidt, kunnen zij een procedure voor planschade starten. Voor windturbines gelden dezelfde regels als voor alle andere objecten in de fysieke leefomgeving.

Vraag 4

Worden windturbine-exploitanten altijd aansprakelijk gesteld voor de eventuele planschade van omwonenden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

In het kader van planontwikkeling is planschade mogelijk. Omwonenden kunnen dit aangeven bij het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag kan dit, in voorkomende gevallen, verhalen bij de eigenaar van de windturbine. Het bepalen van planschade gebeurt op basis van objectieve criteria. Het is in laatste instantie aan de rechter om te bepalen of planschade moet worden toegekend.

Vraag 5

Deelt u de mening dat net als bij de gaswinning in Groningen er een omgekeerde bewijslast moet komen voor huizenbezitters die door de komst van windturbines schade hebben geleden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Nee, deze mening deel ik niet. De situatie bij de gaswinning in Groningen is onvergelijkbaar anders, daar gaat het, bij de omkering van de bewijslast, om schade aan woningen en niet om de waardedaling er van. Er is bovendien geen zodanig rechtstreeks verband tussen de, voorgenomen, komst van windturbines en een waardedaling van woningen in die mate, dat een dergelijke aanpak gewenst zou zijn. De huidige systematiek voor planschade is hiervoor toereikend.

Vraag 6

Bent u bereid te stoppen met het volbouwen van Nederland met windturbines? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

De energiedoelstelling is kabinetsbeleid. Er is afgesproken opgave van 6.000 MW in 2020, deze is nog niet gehaald.


X Noot
1

«Hoe dichter bij windmolens, hoe meer de huizenprijs daalt», Volkskrant 19 april 2016

Naar boven