Vragen van het lid Bashir (SP) aan de Staatssecretaris van Financiën over de buitensporige belastingdruk voor eenverdieners (ingezonden 24 juni 2016).

Antwoord van Staatssecretaris Wiebes (Financiën) (ontvangen

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van het artikel «De helft meer loon, maar niet extra verdienen», over de belastingdruk voor eenverdieners?1

Antwoord 1

Ja

Vraag 2

Wat is uw reactie op de berekeningen die Vos & Steehouwer Belastingadviseurs uit Geldermalsen voor het Reformatorisch Dagblad hebben gemaakt? Kunt u deze berekeningen overdoen en met een voorbeeld laten zien?

Antwoord 2

Eigen berekeningen van het Ministerie van Financiën laten een ander beeld zien dan het beeld dat in het Reformatorisch Dagblad wordt gepresenteerd. Er missen een aantal belangrijke elementen in de berekening van Vos & Steehouwer. Zo is het brutoloon niet gelijk aan het belastbaar inkomen, hebben eenverdieners voordeel van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting en is het recht op toeslag afhankelijk van het toetsingsloon en niet van het brutoloon. In de bij deze antwoorden bijgevoegde tabel zijn de berekeningen van het Ministerie van Financiën weergegeven2.

Vraag 3

In het artikel wordt melding gemaakt van het feit dat een eenverdiener die zijn loon ziet stijgen van 20.000 naar 31.000 euro er niet per se op vooruit gaat, maar netto juist erop achteruit kan gaan; is dit naar uw mening niet strijdig met het breed gedragen principe dat werk moet lonen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Uit berekeningen van het Ministerie van Financiën blijkt dat een eenverdiener die zijn brutoloon van 20.000 naar 31.000 euro ziet stijgen er in netto inkomen op vooruit gaat. De in het artikel opgenomen stelling dat iemand er in dat geval op achteruit kan gaan is dan ook niet juist.

Desalniettemin is de marginale druk op het betreffende inkomenstraject relatief hoog doordat veel inkomensafhankelijke regelingen stap voor stap worden afgebouwd boven een belastbaar inkomen van rond de 20.000 euro. Dit betreft de zorgtoeslag, huurtoeslag, het kindgebonden budget en de algemene heffingskorting. Ook de arbeidskorting kent een afbouw, maar pas vanaf een belastbaar inkomen van ongeveer 35.000 euro. Het afbouwen van toeslagen is inherent aan een systeem met gerichte inkomensondersteuning voor huishoudens met lage inkomens zoals wij dat in Nederland kennen. Door de afbouw van de verschillende inkomensafhankelijke regelingen zorgen we ervoor dat we de inkomensondersteuning beperken tot die huishoudens die dat nodig hebben. Het zijn dan ook niet alleen de eenverdienerhuishoudens die over dit inkomenstraject te maken hebben met een hoge marginale druk, dit geldt net zo goed voor alleenstaanden en tweeverdieners.

Vraag 4

Deelt u de mening dat wanneer meer werken leidt tot minder bestedingsruimte, dit een prikkel geeft om minder te gaan werken of in ieder geval om niet meer te gaan werken? Bent u bereid na te gaan welk effect deze prikkel heeft op de arbeidsparticipatie? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Het kabinet is zich bewust van de werking van financiële prikkels op de arbeidsparticipatie. Met het 5-miljardpakket heeft het kabinet ook heel duidelijk ingezet op werk lonender maken en daarmee het stimuleren van de arbeidsparticipatie. De intensivering van heffingskortingen voor werkenden, als de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting, hebben ervoor gezorgd dat de stap van niet werken naar werken steeds meer is gaan lonen.

Voor een uitgebreide analyse van de werking en effectiviteit van fiscale prikkels op de arbeidsparticipatie verwijs ik naar de studie kansrijk arbeidsmarktbeleidvan het CPB3.

Vraag 5

Erkent u dat het beleid dat erop gericht is de arbeidsparticipatie te vergroten een averechts effect kan hebben? Hoe gaat u deze negatieve consequenties het hoofd bieden?

Antwoord 5

Het 5-miljardpakket van dit kabinet is gericht op het stimuleren van de arbeidsparticipatie en is volgens het CPB effectief.

Afbouwtrajecten van inkomensafhankelijke toeslagen hebben potentieel een negatief effect op de arbeidsparticipatie. Inkomensafhankelijke toeslagen worden echter niet afgebouwd vanuit het oogpunt van de arbeidsparticipatie, maar vanuit de wens om gericht inkomensondersteuning te bieden aan huishoudens die dat nodig hebben. Bij de arbeidskorting is het zo dat deze effectiever is in het stimuleren van de arbeidsparticipatie als deze wordt gericht op de onderkant van het loongebouw. De afbouw van deze regeling is dan ook ingegeven vanuit doelmatigheid.

Vraag 6

Deelt u de mening dat het niet altijd een vrije keuze is om eenverdiener te zijn? Wat vindt u van het feit dat gezinnen waarin noodgedwongen sprake is van een eenverdiener financieel slechter af zijn dan tweeverdieners, zelfs in die mate dat de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid stelt dat gezinnen met eenverdieners hard op weg zijn een kwetsbare groep te worden?

Antwoord 6

Dit kabinet onderschrijft dat het niet altijd een vrije keuze is om niet te werken. In Nederland hebben wij een systeem van inkomensondersteuning via toeslagen en (bijzondere) bijstandsregelingen voor huishoudens met een beperkte draagkracht. Ook hebben we in Nederland regelingen voor specifieke gevallen waarin sprake is van ziekte of arbeidsongeschiktheid. Zo wordt bewerkstelligd dat de inkomensondersteuning gericht terecht komt bij de doelgroep en bijvoorbeeld niet bij de partner van iemand met een hoog inkomen of een groot vermogen die bewust kiest om niet te werken.

De reden dat eenverdienerhuishoudens een hogere belastingdruk kunnen hebben dan een tweeverdienerhuishouden met hetzelfde huishoudinkomen is dat de belastingheffing in Nederland in grote mate op individueel inkomen is gebaseerd. Dit uit oogpunt van de arbeidsparticipatie, emancipatie en economische zelfstandigheid. Het individuele stelsel van belastingheffing impliceert dat als de belastingdruk tussen huishoudens wordt vergeleken, er gekeken moet worden naar huishoudens waarbij de individuen eenzelfde inkomen hebben.

Vraag 7

Bent u bereid om bij de indiening van het Belastingplan 2017 met voorstellen te komen om meer werken voor eenverdieners ook lonend te maken? Zo niet, wanneer kan de Kamer deze voorstellen dan verwachten?

Antwoord 7

Het kabinet zal na de zomer op basis van de meest recente cijfers over de koopkracht, die zijn opgenomen in de Macro Economische Verkenning, besluiten of er een noodzaak is maatregelen te nemen om de koopkracht van specifieke groepen te verbeteren.

Brutoloon

Belastbaar loon

IB Box 1

AHK

AK

Nettoloon

ZT

KGB

HT

Netto inkomen1

Marginale druk

€ 15.000

€ 14.660

€ 5.358

€ 3.289

€ 1.691

€ 14.282

€ 1.905

€ 1.866

€ 3.218

€ 21.270

 

€ 16.000

€ 15.638

€ 5.716

€ 3.289

€ 1.962

€ 15.173

€ 1.905

€ 1.866

€ 3.218

€ 22.161

11%

€ 17.000

€ 16.615

€ 6.073

€ 3.289

€ 2.232

€ 16.064

€ 1.905

€ 1.866

€ 3.218

€ 23.052

11%

€ 18.000

€ 17.593

€ 6.430

€ 3.289

€ 2.503

€ 16.955

€ 1.905

€ 1.866

€ 3.218

€ 23.943

11%

€ 19.000

€ 18.570

€ 6.787

€ 3.289

€ 2.774

€ 17.845

€ 1.905

€ 1.866

€ 3.218

€ 24.834

11%

€ 20.000

€ 19.541

€ 7.142

€ 3.289

€ 3.043

€ 18.730

€ 1.905

€ 1.866

€ 3.218

€ 25.718

12%

€ 21.000

€ 20.475

€ 7.505

€ 3.262

€ 3.103

€ 19.336

€ 1.808

€ 1.818

€ 3.095

€ 26.056

66%

€ 22.000

€ 21.410

€ 7.883

€ 3.217

€ 3.103

€ 19.848

€ 1.683

€ 1.755

€ 2.879

€ 26.164

89%

€ 23.000

€ 22.345

€ 8.260

€ 3.172

€ 3.103

€ 20.360

€ 1.557

€ 1.691

€ 2.654

€ 26.262

90%

€ 24.000

€ 23.279

€ 8.638

€ 3.127

€ 3.103

€ 20.872

€ 1.432

€ 1.628

€ 2.421

€ 26.352

91%

€ 25.000

€ 24.214

€ 9.015

€ 3.082

€ 3.103

€ 21.384

€ 1.306

€ 1.565

€ 2.179

€ 26.434

92%

€ 26.000

€ 25.149

€ 9.393

€ 3.037

€ 3.103

€ 21.896

€ 1.181

€ 1.502

€ 1.928

€ 26.507

93%

€ 27.000

€ 26.083

€ 9.771

€ 2.992

€ 3.103

€ 22.408

€ 1.055

€ 1.439

€ 1.669

€ 26.571

94%

€ 28.000

€ 27.018

€ 10.148

€ 2.947

€ 3.103

€ 22.920

€ 930

€ 1.376

€ 1.402

€ 26.627

94%

€ 29.000

€ 27.953

€ 10.526

€ 2.902

€ 3.103

€ 23.432

€ 804

€ 1.313

€ 1.125

€ 26.674

95%

€ 30.000

€ 28.888

€ 10.904

€ 2.857

€ 3.103

€ 23.944

€ 679

€ 1.250

€ 925

€ 26.797

88%

€ 31.000

€ 29.822

€ 11.281

€ 2.812

€ 3.103

€ 24.456

€ 553

€ 1.187

€ 734

€ 26.929

87%

€ 32.000

€ 30.757

€ 11.659

€ 2.767

€ 3.103

€ 24.968

€ 428

€ 1.124

€ -

€ 26.519

141%

€ 33.000

€ 31.692

€ 12.036

€ 2.722

€ 3.103

€ 25.480

€ 302

€ 1.061

€ -

€ 26.842

68%

€ 34.000

€ 32.626

€ 12.414

€ 2.676

€ 3.103

€ 25.992

€ 176

€ 997

€ -

€ 27.166

68%

€ 35.000

€ 33.561

€ 12.792

€ 2.631

€ 3.103

€ 26.504

€ 51

€ 934

€ -

€ 27.489

68%

€ 36.000

€ 34.496

€ 13.169

€ 2.586

€ 3.084

€ 26.997

€ -

€ 871

€ -

€ 27.868

62%

€ 37.000

€ 35.430

€ 13.547

€ 2.541

€ 3.046

€ 27.471

€ -

€ 808

€ -

€ 28.279

59%

€ 38.000

€ 36.365

€ 13.925

€ 2.496

€ 3.009

€ 27.946

€ -

€ 745

€ -

€ 28.691

59%

€ 39.000

€ 37.300

€ 14.302

€ 2.451

€ 2.972

€ 28.420

€ -

€ 682

€ -

€ 29.102

59%

€ 40.000

€ 38.235

€ 14.680

€ 2.406

€ 2.934

€ 28.895

€ -

€ 619

€ -

€ 29.514

59%

€ 41.000

€ 39.169

€ 15.057

€ 2.361

€ 2.897

€ 29.370

€ -

€ 556

€ -

€ 29.925

59%

€ 42.000

€ 40.104

€ 15.435

€ 2.316

€ 2.859

€ 29.844

€ -

€ 493

€ -

€ 30.337

59%

€ 43.000

€ 41.039

€ 15.813

€ 2.271

€ 2.822

€ 30.319

€ -

€ 430

€ -

€ 30.749

59%

€ 44.000

€ 41.973

€ 16.190

€ 2.226

€ 2.785

€ 30.794

€ -

€ 367

€ -

€ 31.160

59%

€ 45.000

€ 42.908

€ 16.568

€ 2.181

€ 2.747

€ 31.268

€ -

€ 303

€ -

€ 31.572

59%

€ 46.000

€ 43.843

€ 16.945

€ 2.136

€ 2.710

€ 31.743

€ -

€ 240

€ -

€ 31.983

59%

€ 47.000

€ 44.777

€ 17.323

€ 2.091

€ 2.673

€ 32.217

€ -

€ 177

€ -

€ 32.395

59%

€ 48.000

€ 45.712

€ 17.701

€ 2.046

€ 2.635

€ 32.692

€ -

€ 114

€ -

€ 32.806

59%

€ 49.000

€ 46.647

€ 18.078

€ 2.000

€ 2.598

€ 33.167

€ -

€ 51

€ -

€ 33.218

59%

€ 50.000

€ 47.582

€ 18.456

€ 1.955

€ 2.560

€ 33.641

€ -

€ -

€ -

€ 33.641

58%

X Noot
1

Normaliter wordt onder netto inkomen het inkomen na belastingen (inclusief heffingskortingen) verstaan. In dit geval is gekozen voor de definitie van Vos & Steehouwer waarbij ook de zorgtoeslag, het kindgebonden budget en de huurtoeslag zijn opgeteld. Dit is echter niet gelijk aan het besteedbaar inkomen, omdat sommige kosten (o.a. zorgpremies) en toelages (o.a. kinderbijslag) niet zijn meegenomen.


X Noot
2

Eenverdienerhuishouden in huurhuis met twee kinderen

X Noot
3

CPB (2015), Kansrijk arbeidsmarktbeleid. Den Haag: Centraal Planbureau

Naar boven