Vragen van de leden Van Nispen en Gesthuizen (beiden SP) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over claimstichtingen van massaschades (ingezonden 21 juni 2016).

Antwoord van Minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 5 juli 2016).

Vraag 1

Kent u de uitzending en het bericht van EenVandaag over claimstichtingen van massaschades en het onderzoek waaruit blijkt dat veel claimorganisaties onvoldoende maatregelen hebben getroffen om misbruik van gelden of belangenverstrengeling te voorkomen?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Op welke wijze wordt op dit moment toezicht gehouden op deze claimstichtingen? Welke mogelijkheden zijn er om te handhaven om te voorkomen dat gedupeerden voor een tweede keer benadeeld worden?

Antwoord 2

In een gerechtelijke procedure die door een claimstichting is gestart toetst de rechter of de stichting krachtens haar statuten opkomt voor de belangen van de gedupeerden waarvoor zij zegt op te komen en of deze belangen met de collectieve vordering voldoende zijn gewaarborgd. Dit laatste criterium is enkele jaren geleden toegevoegd aan het slot van artikel 3:305a lid 2 BW bij de aanpassing van de Wet collectieve afwikkeling massaschade. Daarnaast dienen gedupeerden zelf in de gaten te houden wat de voorwaarden voor aansluiting bij een bepaalde belangenorganisatie zijn en hoe deze organisatie voor hen optreedt.

In de praktijk blijkt de toetsing aan het criterium van de voldoende gewaarborgde belangen tot op heden beperkt. Gedupeerden hebben daarnaast niet steeds voldoende zicht op de werkwijze van de organisatie waarbij zij zich aansluiten. Ter uitvoering van de motie Dijksma (Kamerstuk 33 000 XIII, nr. 14) is daarom een wetsvoorstel in voorbereiding waarin onder meer de eisen voor collectieve belangenbehartigers worden aangescherpt, om zo de belangen van gedupeerden beter te beschermen. Het voorstel bevat onder meer eisen ten aanzien van de website van de organisatie, de kwaliteit van de organisatie en transparantie over doelstellingen, de werkwijze, de bijdragen van gedupeerden en toe- en uittredingsvoorwaarden. Dit wetsvoorstel zal naar verwachting eind 2016 aan de Tweede Kamer worden gezonden.

Vraag 3

Wat is uw reactie op de kritiek die is geuit op de inhoud van de aanbevelingen aan uw departement over de inrichting van een wettelijk kader met betrekking tot het claimen van massaschade, bijvoorbeeld het punt dat het niet in het belang van de gedupeerden is om te verplichten de jaarrekening te deponeren omdat dat inzicht kan bieden in het vermogen om zo nodig langdurig te procederen tegen een kapitaalkrachtige(re) wederpartij?2

Antwoord 3

De bedoelde Aanbevelingen stellen dat een belangenorganisatie transparant moet zijn over doelstellingen en werkwijzen en over voldoende financiering moet beschikken. Zij stellen niet dat de belangenorganisaties een jaarrekening moeten deponeren. Ik zou hier ook geen voorstander van zijn, omdat deze jaarrekening – en daarmee de financiële positie van de belangenorganisatie – op die manier voor iedereen toegankelijk zou worden, inclusief de partij die door de belangenorganisatie wordt aangesproken. Deze partij zou die informatie kunnen gebruiken voor een onderhandelings- of processtrategie ten nadele van de belangenorganisatie en haar achterban. Wel acht ik van belang dat een belangenorganisatie financiële stukken opmaakt om achteraf verantwoording te kunnen afleggen aan de achterban.

Vraag 4

Wat is uw reactie op die kritiek die is geuit op de kring van personen, die juist nauwe banden zouden hebben met de veroorzakers van massaschade, die uw departement om advies heeft gevraagd over de inrichting van een wettelijk kader met betrekking tot het claimen van massaschade?

Antwoord 4

Ter uitvoering van de motie Dijksma uit 2014 is een voorontwerp van een wettelijke regeling opgesteld. Over dit voorontwerp is via internet geconsulteerd in de periode juli tot oktober 2014. Naar aanleiding van de reacties in de consultatieronde is een stakeholderbijeenkomst georganiseerd. Iedereen die in de internetconsultatie op het voorontwerp heeft gereageerd, alsmede de opsteller van een preadvies over het voorontwerp is uitgenodigd voor de stakeholdersbijeenkomst. Deze bijeenkomst heeft plaatsgevonden op 9 april 2015. Daarbij waren onder andere vertegenwoordigers aanwezig van de Consumentenbond, VEB, de Raad voor de rechtspraak, Eumedion en VNO-NCW.

Uit deze bijeenkomst kwam een aantal onderwerpen naar voren die nader doordacht zouden moeten worden. Dit zag in het bijzonder op de ontvankelijkheid van representatieve belangenorganisaties en de coördinatie van collectieve procedures. Een groep praktijkjuristen, die aanwezig was bij de stakeholdersbijeenkomst, heeft toen aangeboden om deze onderwerpen nader te doordenken. Het resultaat van hun werkzaamheden, die zij op persoonlijke titel hebben verricht, hebben zij neergelegd in een aantal Aanbevelingen aan de wetgever. Deze Aanbevelingen zijn vervolgens besproken tijdens een stakeholdersbijeenkomst op 3 november 2015. Daar bleek dat deze Aanbevelingen op breed draagvlak konden rekenen bij de partijen die op de consultatie van het voorontwerp hadden gereageerd.

De groep praktijkjuristen bestond uit vier personen die ervaring hadden met het optreden voor gedupeerden in collectieve procedures en uit twee personen die ervaring hadden met het optreden voor aangesproken partijen in collectieve procedures. Twee ambtenaren van mijn departement waren, uitsluitend vanwege hun betrokkenheid bij het opstellen van het wetsvoorstel, in de rol van toehoorder aanwezig bij deze besprekingen.

Vraag 5

Bent u tevens bereid om in gesprek te gaan met de personen die deze kritiek hebben geuit, zodat ook de andere kant van het verhaal kan worden toegelicht? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Ja, daar ben ik graag toe bereid.

Vraag 6

Wat is uw reactie op de opmerkingen van advocaat Dommerholt, die zich ook zorgen maakt over de aanbeveling om voortaan nog maar één partij de schade te laten claimen?3

Antwoord 6

In het voorontwerp van de wettelijke regeling waarover via internet is geconsulteerd was onvoldoende voorzien in coördinatie van collectieve (schadevergoedings-)procedures. Daarop kwam vanuit de praktijk kritiek. Uit de reacties op de consultatie van het voorontwerp en uit de stakeholdersbijeenkomsten bleek dat er in de praktijk behoefte bestaat aan een nadere coördinatie van deze procedures om te voorkomen dat de aangesproken partij in een veelvoud van procedures over dezelfde kwestie kan worden betrokken. De eerdergenoemde praktijkjuristen bevelen daarom aan om te komen tot de aanwijzing van één Exclusieve Belangenbehartiger. Deze Aanbeveling zal ik meenemen bij het opstellen van het wetsvoorstel.

Vraag 7

Wat is uw oordeel over de suggestie van deze advocaat om naar het voorbeeld van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, een Onderzoeksraad voor Massaschades in te stellen?

Antwoord 7

Daar ben ik geen voorstander van.

De taak van de Onderzoeksraad voor Veiligheid is te onderzoeken en vast te stellen wat de oorzaken of vermoedelijke oorzaken van bepaalde voorvallen zijn en en wat de gevolgen zijn. Daaraan kan de Onderzoeksraad zo nodig aanbevelingen verbinden. Het onderzoek heeft vooral tot doel om in de toekomst te voorkomen dat bepaalde voorvallen plaatsvinden. De Onderzoeksraad heeft niet tot doel om de aansprakelijkheid van een van de betrokken partijen vast stellen. Artikel 69 van de Rijkswet van de Onderzoeksraad voor Veiligheid beperkt ook het gebruik in civielrechtelijke procedures van het bewijsmateriaal dat de Onderzoeksraad heeft verkregen.

Het wetsvoorstel dat strekt tot invoering van een collectieve schadevergoedingsactie heeft juist wel tot doel de eventuele aansprakelijkheid van aangesproken partijen vast te stellen en te komen tot een financiële afwikkeling.

Daarnaast kan massaschade zich in alle mogelijke vormen voordoen. Dit kan verschillen van gedupeerden van een kartel tot gedupeerden van een gebrekkig medicijn. Het is ondoenlijk voor een Onderzoeksraad om expertise op te bouwen op alle terreinen, waar zich mogelijk een massaschade kan voordoen.


X Noot
2

Volgens Lijesen onderschatten de onderzoekers hoe hard het spel wordt gespeeld. Als hij aan alle eisen uit de code voldoet, speelt hij zijn tegenstander alleen maar in de kaart. «Als ik ieder jaar mijn jaarrekening indien dan weet de Rabobank of Nationale Nederlanden precies hoeveel ik in kas heb. Een zaak helemaal uitprocederen kost vijf ton. Als ze weten dat ik dat niet heb dan is het gewoon een kwestie van rekken en traineren, en dan hebben ze hun doel bereikt.»

X Noot
3

«Ik ben het er mee eens dat het nu wild west is, en dat we van de opportunistische clubjes af moeten die alleen maar geld willen verdienen. Maar we dreigen nu door te slaan naar de andere kant. Als straks alleen maar de klassieke consumentenorganisaties claims mogen afhandelen, als dat een «onder ons» systeem wordt van mensen die elkaar kennen en voortdurend overal tegenkomen, dan zijn we misschien nog wel slechter af dan we nu zijn.»

Naar boven