Vragen van de leden Dik-Faber (ChristenUnie) en Van der Staaij (SGP) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie over de handreiking schriftelijk euthanasieverzoek (ingezonden 24 juni 2016).

Antwoord van Minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie (ontvangen 6 juli 2016).

Vraag 1

Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over de handreiking schriftelijk euthanasieverzoek?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3

Deelt u de mening dat het antwoord op vraag vijf geen antwoord is op de gestelde vraag? Zou u deze vraag alsnog willen beantwoorden?

Deelt u de mening dat de opmerking: «Patiënten met gevorderde dementie wekken soms de indruk niet ondragelijk te lijden aan de dementie» in de brochure verwarrend is voor zowel artsen als het publiek? Deelt u voorts de mening dat deze verwarring onwenselijk is? Zo ja, bent u bereid de tekst van de handreiking in overleg met de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) aan te passen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2, 3

De tekst van de handreiking verwijst naar de beoordeling die van de arts wordt verwacht. De zin staat in een alinea waarin specifiek gesproken wordt over hoe om te gaan met een euthanasieverzoek wanneer de patiënt dementie heeft. Door de zin in deze context te lezen is naar onze mening de boodschap duidelijk. Bij patiënten met gevorderde dementie kan het lastig zijn om ondraaglijk lijden vast te stellen.

In overleg hebben de leden van de werkgroep «Schriftelijke wilsverklaring euthanasie» dan ook besloten de passage niet aan te passen.


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2668

Naar boven