Vragen van het lid Van Dekken (PvdA) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie over matchfixing in het tennis (ingezonden 13 mei 2016).

Antwoord van Minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie (ontvangen 24 juni 2016). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2780.

Vraag 1

Kent u het bericht «Nederlands tennis in de greep van omkoping»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat uit het onderzoek van het AD blijkt dat matchfixing in het professionele tennis veel vaker voor komt dan tot nu toe bekend was? Zo ja, baart u dat zorgen en welke conclusies verbindt u daaraan? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?

Antwoord 2

Het onderzoek van het AD past in een reeks van recente signalen die bevestigen dat matchfixing voor de tennissport een bedreiging vormt. Alleen als alle betrokken partijen prioriteit geven aan de bestrijding van matchfixing kan dit gevaar effectief worden bestreden. Gezien het grensoverschrijdende karakter van matchfixing is goede samenwerking binnen het nationale platform matchfixing, waar verschillende partners bijeenkomen om de aanpak van matchfixing te bevorderen, en met buitenlandse autoriteiten cruciaal.

Vraag 3

Was er sprake van poging(en) tot matchfixing met betrekking tot tenniswedstrijden die in Nederland gespeeld zijn?

Antwoord 3

Er is bij verschillende wedstrijden op Nederlandse bodem melding gemaakt van afwijkende gokpatronen. Deze signalen worden door de Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond (KNLTB) consequent gedeeld met de Tennis Integrity Unit Unit (TIU), de internationale opsporingsinstantie van de International Tennis Federation (ITF) en binnen het signalenoverleg2. Verder onderzoek moet uitwijzen of in deze gevallen sprake is geweest van (poging tot) matchfixing of dat er andere verklaringen zijn voor het afwijkende gokgedrag. De onderzoekende instanties (TIU / Openbaar Ministerie) doen geen uitspraken over de status van deze onderzoeken.

Vraag 4

Is een poging tot matchfixing in Nederland strafbaar? Zo ja, op grond waarvan? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Als meldingen over (een poging tot) matchfixing aanknopingspunten opleveren voor opsporingsonderzoek naar mogelijke overtreding van artikel 328ter (omkoping) en/of artikel 326 (oplichting) en/of artikel 420bis (witwassen) van het Wetboek van Strafrecht, dan kan het Openbaar Ministerie daar gevolg aan geven.

Vraag 5

Hebben de KNLTB of individuele tennissers aangifte gedaan wegens poging tot matchfixing? Zo ja, in hoeveel gevallen en wat is de stand van zaken met betrekking tot deze aangift(en)?

Antwoord 5

De KNLTB heeft geen aangifte gedaan wegens poging tot matchfixing omdat onbekend is welke spelers concreet zijn benaderd door fixers.

In het AD artikel worden deze spelers niet bij naam genoemd, navraag bij de journalist heeft geen duidelijkheid opgeleverd over de identiteit van deze spelers. In het artikel wordt verder beschreven dat de meeste tennissers het in de praktijk achterwege laten om benadering door fixers te melden. Daarom heeft de tennisbond naar aanleiding van het artikel met behulp van de TIU contact gezocht met alle spelers die hebben meegewerkt aan het AD onderzoek om ze (nogmaals) te wijzen op hun meldplicht. De afgelopen maanden is de voorlichting aan spelers verder geïntensiveerd om de bewustwording en meldingsbereidheid te vergroten.

Vraag 6

Lopen er andere strafrechtelijke onderzoeken naar matchfixing in het tennis? Zo ja, wat is de stand van zaken van die onderzoeken?

Antwoord 6

Het Openbaar Ministerie doet geen mededeling over waar het wel of geen onderzoek naar doet. Mogelijke belangen van opsporing, vervolging en privacy liggen hieraan ten grondslag.


X Noot
2

Het signalenoverleg is een samenwerking tussen opsporingspartners waar ook sportbonden bij kunnen aansluiten om concrete signalen te delen.

Naar boven