Vragen van het lid Leijten (SP) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Ik wil naar huis, naar mijn gezin» (ingezonden 15 april 2016).

Antwoord van Staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 14 juni 2016). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2474.

Vraag 1 en 2

Wat is uw reactie op het artikel «Ik wil naar huis, naar mijn gezin»?1

Kunt u begrijpen dat mevrouw liever thuis bij haar man en kinderen wil wonen dan alleen op een kamertje wil zitten? Vindt u het acceptabel dat het geweigerd wordt, en mevrouw tegen haar wil wordt vastgehouden? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 1 en 2

Ik begrijp dat deze mevrouw graag bij haar gezin is en daar deel van wil uitmaken. Dat mevrouw het gevoel heeft dat ze tegen haar wil wordt vastgehouden, is geen wenselijke situatie. Mensen met behoefte aan chronische ademhalingsondersteuning kunnen in veel gevallen ook in de thuissituatie geholpen worden. Het Centrum voor thuisbeademing (CTB) kan onderzoeken of de mogelijkheid bestaat dat mevrouw thuis kan wonen. Voordat iemand naar huis kan met beademing stelt het CTB een aantal voorwaarden, zodat een patiënt veilig thuis kan verblijven. De medische situatie wat betreft de beademing moet stabiel zijn en er moet voldoende en goed opgeleide zorg zijn die kan handelen als er iets mis gaat met de beademing.

Vraag 3

Wat vindt u ervan dat de verpleeghuisarts zelfs dreigt met een rechterlijke machtiging als de familie doorzet mevrouw naar huis te halen? Kunt u er voor zorgen dat mevrouw dan optimale rechtsbijstand wordt geboden? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 3

Volgens de wet kan een arts een rechterlijke machtiging aanvragen. Dan moet er echter aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Het inzetten van rechtsbijstand is een procedure die mevrouw en haar familie zelf moet inzetten. Daar kan ik geen hulp bij bieden. Het zorgkantoor kan ook met deze mevrouw meedenken over alternatieven die beter aansluiten op haar wensen.

Vraag 4 t/m 7

Wat is uw reactie op de noodkreet van mevrouw Groenveld dat zij als ALS-patiënt gedwongen wordt in een verpleeghuis te verblijven, terwijl zij graag thuis bij haar man en kinderen wil wonen in haar laatste levensfase?2

Vindt u het ook een totaal ongewenste uitkomst van het criterium dat een indicatie alleen omgezet mag worden in een «volledig pakket thuis» als dat «doelmatig» kan; met andere woorden als dat niet meer geld kost dan in een verpleeghuis?

Erkent u dat het mevrouw en haar gezinsleden kostbare gezamenlijke tijd ontnomen wordt, enkel en alleen omdat de verzorging in de thuissituatie te duur zou zijn? Vindt u dit een gewenste uitkomst van uw beleid? Kunt u uw antwoord toelichten?

Hoe gaat u er voor zorgen dat mevrouw Groenveld thuis kan worden verzorgd, zodat zij en haar verwanten de ruimte wordt geboden zich voor te bereiden op het afscheid?

Antwoord 4 t/m 7

Ik begrijp de wens van deze mevrouw bij man en kinderen te wonen. Binnen de Wlz zijn er diverse mogelijkheden om zorg thuis geleverd te krijgen (via vpt, mpt of pgb). Daarbij geldt als algemeen uitgangspunt dat de zorg in de thuissituatie «doelmatig» en kwalitatief verantwoord moet zijn. Daarbij gaat het dus om de balans tussen de benodigde kwaliteit en de middelen die moeten worden ingezet. Uitgangspunt is dat de zorg thuis niet meer kost dan de zorg in een instelling. Voor een aantal cliëntgroepen is een uitzondering gemaakt op deze regeling en kan de zorg in de thuissituatie tot 25% meer kosten dan in een instelling (dat is onder andere het geval voor Wlz-cliënten die opgroeiende kinderen thuis hebben, waarvan in dit geval sprake is). Bovendien geldt dat ook in de thuissituatie meerzorg kan worden ingezet voor cliënten die in de hoogste zorgprofielen zitten (ook hiervan is sprake in dit geval omdat deze mevrouw een indicatie heeft voor VV8). Inzet van meerzorg is mogelijk tot 40 uur meer per week dan standaard in een zorgprofiel is opgenomen. Daarmee zijn er veel mogelijkheden om ook zeer zware zorg thuis te kunnen verlenen.

Van het zorgkantoor heb ik begrepen dat er een oplossing is gevonden en dat deze mevrouw inmiddels thuis verblijft. Op een aanvraag voor inzet van meerzorg in de thuissituatie is door het zorgkantoor positief beslist. Daarmee kan deze mevrouw met haar intensieve zorgvraag op een verantwoorde wijze thuis blijven wonen.

Met het antwoord op deze vragen heb ik tevens voldaan aan uw verzoek (brief met kenmerk 2016Z07572 d.d. 14 april) om een reactie te geven op het afschrift van een brief aan de gemeente Haarlemmermeer over de noodkreet van een ALS-patiënt.

Vraag 8

Kunt u aangeven hoe u aankijkt tegen deze twee situaties in het kader van de motie Leijten die de garantie vraagt dat niemand kan worden gedwongen ergens te wonen waar men niet wil?3

Antwoord 8

In de genoemde motie wordt de regering gevraagd te garanderen dat mensen niet worden gedwongen ergens te gaan wonen waar ze niet willen wonen. Deze motie is ingediend tijdens het debat over overbruggingszorg en de keuzevrijheid die cliënten daarbij hebben. Ik heb destijds aangegeven dat de overheid mensen niet kan dwingen ergens te gaan wonen waar ze niet willen wonen. In de twee situaties die nu zijn aangereikt gaat het niet zozeer om de vrijheid van de keuze van de gewenste instelling, maar om de mogelijkheden van verantwoorde zorg thuis.

Vraag 9

Op welke wijze heeft deze mevrouw iets aan het beleidsvoornemen «Van systemen naar mensen»?

Antwoord 9

Ik ben van mening dat het zorgkantoor zich heeft ingespannen om samen met deze cliënt te zoeken naar een passende oplossing. Ik ben van mening dat dit past binnen het beleidsvoornemen «van systemen naar mensen».


X Noot
1

Artikel Telegraaf, «Ik wil naar huis, naar mijn gezin», d.d. 13 april 2016.

X Noot
2

Afschrift brief aan gemeente Haarlemmermeer m.b.t. noodkreet ALS-patiënt over zorgindicatie d.d. 3 maart 2016 aan de vaste commissie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

X Noot
3

Kamerstuk 34 279, nr. 15

Naar boven