Vragen van het lid Visser (VVD) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over het bericht «Nederlandse overheid wil meer visgebied sluiten dan nodig van Europa» (ingezonden 26 mei 2016).

Antwoord van Staatssecretaris van Dam (Economische Zaken) mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu (ontvangen 13 juni 2016).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Nederlandse overheid wil meer visgebied sluiten dan nodig van Europa»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat is uw reactie op het bericht van 21 mei 2016?

Antwoord 2

Ik ben het niet eens met de stelling dat de Nederlandse overheid meer visgebied wil sluiten dan nodig. De door het kabinet gedane voorstellen hebben betrekking op het bereiken van de goede milieutoestand in de context van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Voor het overige verwijs ik naar de brief van de Minister van I&M d.d. 10 juni 2016 over Bodembescherming Friese Front en Centrale Oestergronden (Kamerstuk 33 450, nr. 49).

Vraag 3

Wat zijn de gevolgen voor de Nederlandse visserijsector van de op 10 mei 2016 gepresenteerde voorkeursvarianten voor het Friese Front en Centrale Oestergronden?

Antwoord 3

De economische en sociale gevolgen voor de visserijsector zijn in beeld gebracht door het LEI en samengevat in de bij antwoord 2 genoemde brief.

Het LEI heeft een aanvullende analyse op de MKBA uitgevoerd om de economische gevolgen van deze twee varianten (en twee combinaties hieruit) voor de Nederlandse visserij vast te stellen2. Uit deze analyse komt naar voren dat de mogelijke totale kosten als gevolg van derving van toegevoegde waarde in een bandbreedte liggen van € 0 tot 9 miljoen over 30 jaar, afhankelijk van de effecten van verplaatsing. Op jaarbasis gaat het om minder dan 1% van de totale opbrengst van de Nederlandse bodemvisserij. De meeste schepen (meer dan 80%) die in de gebieden vissen zijn voor minder dan 10% van hun opbrengsten (op kwartaalbasis) afhankelijk van deze gebieden. De kosten voor de buitenlandse vloot zijn naar schatting een factor 1,2 – 2 hoger.

Vraag 4

Kunt u ingaan op de dreigende sluiting van 2.400 km2 visgebied, 1.200 km2 op het Friese Front en 1.200 km2 op de Centrale Oestergronden, voor de Nederlandse kottervloot? Klopt het dat dit het dubbele is van wat er wordt voorgeschreven door Europese wetgeving? Zo ja, waarom wordt er een groter visgebied gesloten dan noodzakelijk?

Antwoord 4

De Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM; EU-Richtlijn 2008/56) verplicht in artikel 13.4 de EU-lidstaten om ter uitwerking van de ecosysteemgerichte benadering een samenhangend en representatief netwerk van beschermde mariene gebieden te realiseren. Deze KRM-verplichting ondersteunt tevens de doelstelling in het kader van het Biodiversiteitsverdrag om in 2020 minstens 10% van kust- en zeegebieden beschermd te hebben.

Op 24 april 2013 heeft uw Kamer ingestemd met de Mariene strategie voor het Nederlandse deel van de Noordzee 2012–2020, deel 1 (Kamerstuk 33 450, nr. 1). Hierin is geconstateerd dat vooral kwetsbare leefgemeenschappen op de zeebodem voor een zeer belangrijk deel aangetast zijn als gevolg van bodemberoerende activiteiten.

Daarom is het doel van de Nederlandse mariene strategie: het ombuigen van de trend van verslechtering van het mariene ecosysteem als gevolg van schade aan de bodemhabitat en aan de biodiversiteit naar een ontwikkeling in de richting van herstel. Hierbij is als operationeel doel gesteld dat vanaf 2020 10–15% van de bodem van het Nederlandse deel van de Noordzee niet noemenswaardig wordt beroerd en dat daarbij de lasten voor de visserij tot een minimum beperkt blijven.

Binnen deze brede opgave heeft het kabinet het Friese Front en de Centrale Oestergronden als zoekgebied aangewezen voor bodembeschermende maatregelen. Het type habitat van het Friese Front en de Centrale Oestergronden komt niet voor in lijst van habitattypen van de Habitatrichtlijn, maar deze gebieden kwalificeren zich voor de KRM op grond van representativiteit en ecologisch belang, en zijn nodig om de operationele doelstelling te verwezenlijken.

Op deze manier kan ik de goede milieutoestand, zoals vereist door de richtlijn bereiken en in dat licht gezien doe ik niet meer dan wat Europees verplicht.

Vraag 5

Kunt u een onderbouwing geven voor de gepresenteerde voorkeursvarianten?

Antwoord 5

Ik verwijs u naar bovengenoemde brief die de Minister van Infrastructuur en Milieu mede namens mij op 10 juni 2016 aan uw Kamer heeft gezonden.

Vraag 6

Kunt u reageren op de zorgen vanuit de Nederlandse kottervisserij dat een sluiting van het visgebied met een dergelijke omvang desastreuze gevolgen heeft voor de Nederlandse visserij?

Antwoord 6

Zie mijn antwoord bij vraag 3.

Vraag 7

Wanneer komt de brief naar de Tweede Kamer over de uitkomsten van de bijeenkomst van 10 mei jl., inclusief de twee voorkeursvarianten?

Antwoord 7

Ik verwijs u naar bovengenoemde brief die de Minister van Infrastructuur en Milieu mede namens mij op 10 juni 2016 aan uw Kamer heeft gezonden

Vraag 8

Deelt u de mening dat de Nederlandse visserijsector constant innoveert en een bijdrage levert aan een duurzame toekomst van de visserij door het ontwikkelen van nieuwe, selectievere vangsttechnieken? Wat betekent het inperken van het visgebied voor de visserij voor de innovatiekracht van de Nederlandse visserijsector?

Antwoord 8

Ik waardeer de innovatieve kracht van de Nederlandse visserijsector. Innovatie ten aanzien van de bodemberoerende vistechnieken is een noodzakelijke voorwaarde om het doel te bereiken van de duurzame visserij waarin bijvangsten en de effecten op het bodemecosysteem zijn teruggedrongen. Gezien de geringe economische effecten van de voorgestelde maatregelen op het Friese Front en Centrale Oestergronden verwacht ik niet dat deze maatregelen de ontwikkeling van innovatieve visserij zullen belemmeren.


X Noot
2

Van Oostenbrugge, H., Turenhout, M. and Hamon, K., Costs of seabed protection on the Frisian Front and Central Oyster Grounds for the Dutch fishing sector. Addendum to LEI report 2015–145. LEI Wageningen UR (2016)

Naar boven