Vragen van het lid Krol (50PLUS) aan de Minister voor Wonen en Rijksdienst over de berichten over een tekort aan seniorenwoningen (ingezonden 1 april 2016).

Antwoord van Minister Blok (Wonen en Rijksdienst) (ontvangen 26 mei 2016).

Vraag 1

Bent u bekend met de berichten «Helft gemeenten verwacht tekort seniorenwoningen» en «Huizen voor senioren worden snel schaars»?1 2

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u een reactie geven op de belangrijkste resultaten van het onderzoek dat in opdracht van de ANBO is uitgevoerd, met name het resultaat dat maar ongeveer de helft van de gemeenten zicht heeft op het aantal geschikte woningen voor senioren, dat slechts 28% weet hoeveel woningen er met relatief kleine aanpassingen geschikt te maken zijn en dat minder dan de helft van de gemeente met een Woonvisie hierin specifiek aandacht heeft voor woonbeleid gericht op senioren?3

Antwoord 2

Langer zelfstandig wonen gaat om meer dan alleen de geschiktheid van een woning. Ook andere aspecten zijn van belang, zoals het hebben van een sociaal netwerk, goede zorg en welzijn en andere voorzieningen in de buurt. De huidige ouderen willen zo lang mogelijk in hun eigen woning blijven wonen en de regie behouden. Door de ontwikkelingen in de technologie en de zorg is dat ook steeds beter mogelijk. Dit maakt dat een specifieke seniorenwoning steeds minder vaak nodig is. Het Aanjaagteam Langer Zelfstandig Wonen (AJT) heeft in zijn eindrapport «Van tehuis naar thuis» een aantal aanbevelingen gedaan. Twee van deze aanbevelingen richten zich op het opstellen van een lokale uitvoeringsagenda en het inzichtelijk maken van cijfers. In de reactie op het rapport die de Staatssecretaris van VWS en ik uw Kamer onlangs hebben toegezonden is opgenomen dat wij de ontwikkeling van deze zogenaamde zorgvisie onderschrijven en gemeenten en hun partners hierin faciliteren met een ondersteuningsprogramma. Het AJT geeft aan dat, om te kunnen komen tot een lokale uitvoeringsagenda, het van belang is om lokaal te beschikken over voldoende onderzoekscijfers en -inzichten in de brede opgave van wonen en zorg. We zien dit als een gedeelde verantwoordelijkheid van het Rijk en lokale partijen. De Staatssecretaris van VWS en ik gaan daarom, zoals aanbevolen door het AJT, de komende periode in overleg met koepelorganisaties bezien welke onderzoekscijfers al beschikbaar zijn, waaraan nog behoefte is en wat verder onderzoek inhoudelijk, technisch en financieel vergt. Ten aanzien van het beschikbaar stellen van onderzoekscijfers dient daarbij kritisch te worden gekeken naar het praktische nut en de haalbaarheid van de cijfers die lokaal benodigd zijn. Het is bijvoorbeeld de vraag of een macrocijfer over de hoeveelheid woningen die met kleine aanpassingen geschikt te maken zijn, voor de gemeenten direct van nut is om te bepalen hoe het lokale beleid vorm gegeven moet worden. Op basis van een lokale uitvoeringsagenda en de beschikbaarheid van cijfers kan vervolgens de afweging worden gemaakt of en op welke wijze (senioren)-woningen aangepast moeten worden.

Door de herziene woningwet hebben gemeenten meer dan voorheen, in het bijzonder voor de sociale huursector, een bepalende rol in het langer zelfstandig wonen. Waar het de woonvisie betreft geldt dat, wanneer een gemeente een woonvisie opstelt, de desbetreffende woningcorporaties daaraan naar redelijkheid bij dienen te dragen. Voor het onderwerp wonen en zorg is het dan ook van belang dat gemeenten daar in hun woonvisie op in gaan. Ik verwacht dan ook van gemeenten, woningcorporaties en huurders dat zij afspraken maken over het realiseren van wonen met zorg4. Uit het ANBO onderzoek blijkt dat bijna de helft van de 114 onderzochte gemeenten met een woonvisie hierin specifiek aandacht heeft voor woonbeleid gericht op senioren. Uit een recent onderzoek naar prestatieafspraken tussen augustus 2014 en december 2015 blijkt echter dat het thema «wonen met zorg» in 95% van de 156 onderzochte nieuwe afspraken tussen gemeenten en woningcorporaties als apart onderdeel is opgenomen5. Conform de motie Ronnes zal ik in overleg met de VNG het systeem van monitoring van woonvisies en prestatieafspraken verder ontwikkelen en een inhoudelijke evaluatie ernaar doen zodat u voorafgaand aan de begrotingsbehandeling geïnformeerd wordt over de resultaten.6

Het ANBO onderzoek sluit hier grotendeels bij aan. Ook dit onderzoek legt veel nadruk op het maken van een woonvisie en prestatieafspraken. Uit zowel de eindrapportage van het AJT als het ANBO rapport valt op te maken dat veel gemeenten volop beleid op wonen en zorg ontwikkelen, maar dat dit proces nog gaande is.

Uit onderzoek van Rigo7 blijkt overigens dat de sociale huursector op dit moment vrij sterk vergrijsd is, waardoor de opgave voor woningcorporaties in kwantitatief opzicht niet groter zal worden. Van de huurders in de gereguleerde huur is op dit moment 31% 65 jaar of ouder en 17% boven de 75 jaar. Door natuurlijke ontwikkeling zal het aandeel ouderen in de sociale huur de komende jaren naar verwachting verder afnemen om vervolgens te stabiliseren. Woningcorporaties krijgen volgens het rapport wel te maken met een toename van de groep met zware beperkingen.

Vraag 3 t/m 8

Hoe beoordeelt u de onderzoeksuitslagen van ANBO in relatie tot de eindrapportage van het Aanjaagteam Langer Zelfstandig Wonen?

Wanneer volgt uw reactie op de eindrapportage van het Aanjaagteam Langer Zelfstandig Wonen? Bent u bereid die op zeer korte termijn te leveren, gezien de urgentie van dit probleem?

Hoe beoordeelt u de aanbevelingen van het Aanjaagteam Langer Zelfstandig Wonen gericht aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport als systeemverantwoordelijken?

Herinnert u zich de motie-Krol (Kamerstuk 34 300 XVII nr. 37), waarin u werd verzocht «na ommekomst van de slotrapportage van het Aanjaagteam Langer Zelfstandig Wonen met voortvarendheid de regie te nemen, teneinde dit tekort op de kortst mogelijke termijn aan te pakken, bijvoorbeeld aan de hand van een landelijk actieplan ouderenhuisvesting»?

Hoe gaat u deze motie uitvoeren? Kunt u uw antwoord toelichten?

Bent u bereid de regie te nemen teneinde het bestaande tekort aan geschikte woningen voor senioren aan te pakken? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 3 t/m 8

De Staatssecretaris van VWS en ik zijn in de reactie op de rapportage van het AJT ingegaan op het rapport en de aanbevelingen die zijn gedaan aan de systeemverantwoordelijken. Wij onderschrijven, zoals opgenomen in onze reactie, het rapport van AJT, inclusief de rolverdeling. Gemeenten, zorgkantoren en de lokale en regionale partners zijn aan zet. Het Rijk heeft een faciliterende en ondersteunende rol, bijvoorbeeld door onduidelijkheden in de uitvoering weg te nemen of experimenteerruimte te bieden. Zoals in de brief over de eindrapportage van het AJT is aangegeven, zullen wij voor de uitvoering van de motie Krol aansluiten bij het advies van het AJT. Dat wil zeggen dat het Rijk vanuit een faciliterende en ondersteunende rol borgt dat lokaal voldoende geschikte woningen voor ouderen worden gerealiseerd.


X Noot
3

ANBO: Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen.

X Noot
4

Kamerstukken, 32 847, nr. 180

X Noot
5

Rapport Analyse Prestatieafspraken 2014–2015, Companen, april 2016.

X Noot
6

Kamerstukken, 27 962, nr. 254

X Noot
7

Vergrijzing en extramuralisering op de woningmarkt: Senioren en groepen met beperkingen, Rigo, april 2016. Dit rapport is te vinden op www.rijksoverheid.nl.

Naar boven