Vragen van het lid Leijten (SP) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat de zorgverlening in bijna alle gemeenten onvoldoende is (ingezonden 31 maart 2016).

Antwoord van Staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 17 mei 2016) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2383

Vraag 1

Bent u ook zo geschrokken van het bericht dat vijf op de zes gemeenten van cliënten een onvoldoende krijgt voor de wijze waarop gemeenten voorzien in noodzakelijke zorg en hulpmiddelen?1

Antwoord 1

Cliëntervaringen zijn in tijd van transitie en bij beoordeling van de uitvoering belangrijk. Dat is namelijk waar de zorg en ondersteuning om moet gaan. Om die reden financier ik het programma «mijn kwaliteit van leven» ook. Niet alleen om te laten zien wat de ervaringen nu zijn, maar ook om te laten zien wat beter kan. In het rapport wordt aangegeven dat ruim een derde aangeeft dat het op alle leefgebieden goed gaat. De helft geeft aan dat met een enkele verbetering (bv. ander hulpmiddel) hun situatie zal verbeteren. Iets meer dan een op de tien cliënten geeft aan dat passende hulp in hun situatie geen oplossing meer zal bieden.

De cijfers per gemeente, die via de website www.mijnkwaliteitvanleven.nl te vinden zijn, zijn een beoordeling van hoe «positief» de cliënt is over het contact met de gemeente als er (hulp)middelen nodig zijn. Ik lees dat gemiddeld genomen gemeenten hier een 5,1 krijgen. Waar het hier wat mij betreft om gaat, is dat de gemeente die hier niet goed scoren zichzelf verbeteren, onder andere door te leren van gemeenten die wel goed scoren. Het programma «Mijn kwaliteit van leven» ondersteunt hier ook bij.

Vraag 2

Wat vindt u ervan dat slechts twee op de vijf mensen denken dat hun zorg in de toekomst betrouwbaar is? Wat gaat u hieraan doen?

Antwoord 2

De hervorming van het zorgstel is ingezet om de zorg in Nederland dichter bij de cliënt te brengen, met goede kwaliteit en op financieel houdbare wijze. Ook voor volgende generaties. De verandering van het stelsel in 2015 heeft onzekerheid gebracht bij individuele cliënten. Gemeenten en cliëntorganisaties werken aan verbetering van de uitvoering, zodat cliënten dat ook meer gaan merken.

De exacte vraag die in het onderzoek gesteld wordt, is of men vertrouwt of de zorg voor iedereen betaalbaar en goed blijft. Dat deze vraag tot een onzeker antwoord leidt, is begrijpelijk. Men kan dat immers niet van iedereen beoordelen.

Vraag 3

Wat vindt u ervan dat twee derde van de cliënten zich toch beperkt voelt, ondanks de ondersteuning die zij krijgen? Wat zegt dit volgens u over het «maatwerkbeleid» van gemeenten?

Antwoord 3

Hoe goed de ondersteuning ook is en moet zijn, deze zal in veel gevallen het gevoel van beperking niet geheel kunnen wegnemen.

Ik lees in het rapport veel ervaringen en meningen van cliënten die met een beperking, ziekte of ouderdom mee willen (blijven) doen aan de samenleving. Ik zie het rapport als een middel om bij gemeenten en uitvoerende instanties onder de aandacht te brengen welke verwachtingen en behoeften met betrekking tot zorg en ondersteuning het met zich meebrengt om met een beperking te leven. Gemeenten zullen ondersteund worden bij de implementatie van het VN-verdrag, en zullen dan veel kunnen hebben aan een rapport als deze.

Het cliëntervaringsonderzoek in de Wmo is vanaf eind 2016 de maatstaf voor gemeenten om af te leiden welke verbeterpunten nodig zijn. Nu de nieuwe taken in de organisatie zijn ingeregeld, zijn gemeenten, met ondersteuning van landelijke partijen, in de fase beland om beleid en uitvoering verder te brengen richting de doelstellingen van de wet. Maatwerk is daarvan een belangrijk onderdeel.

Vraag 4

Wat vindt u ervan dat de helft van alle cliënten die (thuis)zorg, hulpmiddelen of mantelzorgondersteuning zoeken niet de best passende hulp krijgen, omdat deze niet beschikbaar of te duur is?

Antwoord 4

De gemeenten zijn verantwoordelijk ondersteuning te leveren, daar waar dat nodig is. Met de cliënt onderzoekt de gemeente wat passende ondersteuning zou kunnen zijn. Ik vind het essentieel dat dit onderzoek zorgvuldig plaatsvindt. Dit houdt ook in dat (op grond van artikel 2.3.2 van de Wmo 2015) de financiële situatie en mogelijkheden van de betrokkene bezien worden. Indien de cliënt de eigen bijdrage voor de Wmo-ondersteuning niet kan betalen, dan dient dit onderwerp van gesprek te zijn tussen de gemeente en de cliënt.

Vraag 5

Hoe kan het dat zorg niet beschikbaar is voor mensen die zorg, ondersteuning en/of hulpmiddelen nodig hebben? Bent u bereid in uw onderzoek dat u doet onder gemeenten mee te nemen welke vormen van zorg, ondersteuning en hulpmiddelen niet beschikbaar zijn, en/of te duur waardoor mensen niet de zorg krijgen die zij nodig hebben? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 5

In het debat van 10 maart jl. met uw Kamer heb ik- in aanvulling op het kwantitatieve onderzoek van CBS – een kwalitatief onderzoek toegezegd naar zorgmijding, eigen bijdragen en maatwerk op grond van de Wmo 2015. Zoals aangegeven in mijn brief van 13 april jl. is dit onderzoek in samenspraak met de VNG, het CAK en Ieder(in) reeds opgepakt.

Vraag 6

Kunt u uitleggen waarom de deelnemers van dit onderzoek niet uw conclusie onderschrijven dat de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning «beheerst» is verlopen?

Antwoord 6

Beheerst verlopen duidt op het feit dat – ondanks grote aanpassingen in het systeem – de zorg en ondersteuning voor de cliënt in de transitie gewaarborgd is gebleven. Dat neemt uiteraard niet weg dat ervaringen van de veranderingen op individueel niveau, aanleiding moeten zijn voor gemeenten om te investeren in verbetering en vernieuwing van de uitvoering op lokaal niveau. De agenda en activiteiten waarlangs dit gebeurt, heb ik in de Kamerbrief over de voortgang en ambities van de Wmo, die op 2 mei jl. naar uw Kamer is gestuurd, nader toelichten.

Vraag 7

Hoe oordeelt u nu over deze berichtgeving? Gaat u daadwerkelijk maatregelen nemen om te zorgen dat mensen hun zorg krijgen, en hun onzekerheid wordt weggenomen, of laat u dit zoveelste signaal dat uw beleid niet werkt wederom passeren?

Antwoord 7

Zie antwoord vraag 6

Naar boven