Vragen van het lid Bruins Slot (CDA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport over spoed-ambulances die vaak te laat komen (ingezonden 28 april 2016).
Mededeling van Minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 13 mei
2016).
Vraag 1
Wat vindt u ervan dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft vastgesteld dat in
70 procent van de regio’s de 15-minutennorm bij spoedritten van ambulances niet wordt
gehaald?1
Vraag 2
Bent u van mening dat de 15-minutennorm een planningsnorm of een prestatienorm is?
Vraag 3
Wat is uw oordeel over het geven dat de meeste zorgverzekeraars voor zichzelf geen
rol zien weggelegd in het verbeteren van de afstemming in de keten van acute zorg
vanuit het perspectief van ambulancezorg, en daarmee het besef niet lijken te hebben
dat het behalen van responstijden onderdeel is van hun zorgplicht?2
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de reactie van een aantal zorgverzekeraars op het niet halen van
de normen, namelijk dat differentiatie in de norm beter zou zijn?3
Vraag 5
Deelt u de opvatting van de NZa dat de bepaling ten aanzien van de gemotiveerde afwijking
van de 15-minutennorm4 alleen als overgangsbepaling is opgenomen bij de invoering van de Tijdelijke wet
ambulancezorg, en daarom niet bedoeld is als ruimte voor zorgverzekeraars om af te
spreken dat de responstijden langer mogen zijn dan de normen?
Vraag 6
Indien u de gemotiveerde afwijking van de 15-minutennorm net als de NZa als overgangsbepaling
ziet, op welke termijn bent u dan van mening dat de norm in alle regio’s behaald zou
moeten worden?
Vraag 7
Bent u bereid de gemotiveerde afwijking te schrappen uit de Regeling Tijdelijke wet
ambulancezorg, om daarmee voor alle betrokken partijen te verduidelijken dat het niet
de bedoeling is om in onderling overleg van de norm af te wijken? Zo nee, waarom niet?
Vraag 8
Herkent u het beeld dat binnen regio’s ambulances meer ingezet worden in dichtbevolkte
gebieden, waardoor de responstijd in het dunbevolkte gebied van de regio in de praktijk
minder goed is dan de cijfers voor de desbetreffende regio doen vermoeden? Zo ja,
hoe beoordeelt u deze situatie?
Vraag 9
Herkent u het beeld dat er nu vaker een ambulance wordt ingeschakeld, doordat mensen
die voorheen opgenomen zouden zijn en in een zorginstelling zouden verblijven nu (langer)
thuis blijven wonen door de extramuralisering van zorg in de Wet langdurige zorg en
in de ggz? Zo ja, op welke manier heeft dit invloed op het Referentiekader Spreiding
en Beschikbaarheid Ambulancezorg van het Rijkinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
(RIVM), waarmee de benodigde capaciteit van ambulancezorg wordt bepaald?5
Vraag 10
Welke consequenties kan het hebben als zorgverzekeraars niet in staat blijken te zijn
aan hun zorgplicht op het gebied van het behalen van responsnormen te voldoen? Welke
handhavingsmogelijkheden zijn er?
Vraag 11
Bent u bereid de Kamer te informeren over de verbeterplannen die representerende zorgverzekeraars
binnen twee maanden moeten opstellen, zodra deze opgeleverd zijn? Zo nee, waarom niet?
Vraag 12
Wanneer wilt u dat alle regio's voldoende aan de norm voor spoedritten (A1-urgentie),
dat bij 95 procent van alle ambulanceritten de responstijd niet langer dan 15 minuten
is?
Mededeling
De vragen van het Kamerlid Bruins Slot (CDA) over spoed-ambulances die vaak te laat
komen (2016Z08663) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord.
Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de kamervragen doen toekomen.
X Noot
1BNR, «Spoed-ambulances komen vaak te laat, door laksheid zorgverzekeraars», d.d. 15 april
2016.
X Noot
2Rapportage NZa, «Normoverschrijdingen responstijden ambulances, de zorgplicht van
zorgverzekeraars voor ambulancezorg» (april 2016), p. 21
X Noot
3Rapportage NZa, «Normoverschrijdingen responstijden ambulances, de zorgplicht van
zorgverzekeraars voor ambulancezorg» (april 2016), p. 20
X Noot
4Artikel 7, lid 1 van de Regeling Tijdelijke wet ambulancezorg
X Noot
5Rapportage NZa, «Normoverschrijdingen responstijden ambulances, de zorgplicht van
zorgverzekeraars voor ambulancezorg» (april 2016), p. 14