Vragen van het lid Servaes (PvdA) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over Israëlische
pestboetes voor Palestijnse boeren in de bezette gebieden (ingezonden 21 augustus
2015).
Antwoord van Minister Ploumen (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) mede
namens de Minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 12 oktober 2015).
Vraag 1
Kent u het bericht in het AD van 18 augustus getiteld «Nederland betaalt boetes Palestijnen
met hulpgeld»?1
Vraag 2, 3 en 4
Kunt u de beschreven praktijk in de bezette Westelijke Jordaanoever bevestigen waarin
Nederland boetes betaalt voor het vrijgeven van door Israël inbeslaggenomen landbouwwerktuigen?
Zo ja, hoe oordeelt u over deze inbeslagnames en het feit dat aan Palestijnen boeren
forse bedragen worden gevraagd om hun eigendommen terug te krijgen?
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat Nederlandse ontwikkelingshulp bedoeld
voor landbouwprojecten in de bezette gebieden gebruikt wordt om deze pestboetes te
betalen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid er bij de Israëlische regering op aan te dringen geen onterechte boetes
te geven aan Palestijnse boeren en gesubsidieerde ontwikkelingsprojecten niet langer
te frustreren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Antwoord 2, 3 en 4
Indien er sprake is van stillegging van projecten of inbeslagnames dringt Nederland
aan bij de Israëlische autoriteiten op teruggave en toestaan van de uitvoering. De
EU en Nederland dringen bij Israël consequent aan op de ontwikkeling van Area C ten
behoeve van de Palestijnen en verzetten zich tegen de sloop van Palestijnse bezittingen,
zoals verwoord in de Raadsconclusies van 20 juli 2015.
Naar oordeel van de internationale gemeenschap is voor opwaardering van landbouwgrond
en landbouwwegen geen vergunning vereist (zie ook beantwoording van de vragen van
de leden Sjoerdsma, 4 september 2015 met kenmerk MINBUZA-2015.408799, en Van Bommel,
4 september 2015 met kenmerk MINBUZA-2015.408786). In de optiek van Israël is hier
echter wel een vergunning voor vereist. Daarom verordonneert Israël in sommige gevallen
dat projecten moeten worden stilgelegd en neemt Israël soms materialen in beslag.
Israël geeft echter in een zeer beperkt aantal gevallen een vergunning af. Ter illustratie,
uit cijfers van de Wereldbank blijkt dat in 2010 Israël bij slechts 1,6% van alle
aanvragen een vergunning verleende. In drie gevallen legde Israël een boete op, als
voorwaarde voor teruggave van de inbeslaggenomen materialen. De boetes werden betaald
door de uitvoerende partners en komen ten laste van de Nederlandse bijdrage aan het
project.
In onderhavige gevallen hebben zowel de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah
als de ambassade in Tel Aviv deze gevallen meermaals opgebracht bij de Israëlische
autoriteiten en hun onvrede over het stilleggen van de werkzaamheden geuit. Tevens
hebben zij aangedrongen op een oplossing waardoor de activiteiten voortgezet konden
worden. Vanwege het belang van de werkzaamheden stemde Nederland in met het gebruik
van de financiële bijdrage om deze boetes te betalen.
Vraag 5
Zijn er in de afgelopen 5 jaar nog meer (mede) door Nederland gefinancierde ontwikkelingsprojecten
in de bezette gebieden direct of indirect gefrustreerd of zelfs vernietigd?2 Zo ja, hoeveel hulpgeld is hier in de voorbije periode in totaal mee verloren gegaan?
Antwoord 5
In dit verband wijs ik op de vragen van het lid Knops over inbeslagname van irrigatiepijpen
van Palestijnse boeren in de Jordaanvallei (2015D27538).
Het is vaker voorgekomen dat door Nederland gefinancierde projecten op de Westelijke
Jordaanoever in de periode 2010–2015 schade ondervonden door sloop- en afbraakorders,
maar ook vernielingen door kolonisten. Deze schade bedraagt ongeveer € 91.000. Dit
betreft vooral schade aan gewassen, waterbakken en omheiningen, maar ook boetes. Daarnaast
zijn materialen en machines in beslag genomen.
Vraag 6
Deelt u de opvatting dat Nederlandse ontwikkelingshulp op geen enkele manier – direct
of indirect – de illegale bezettingspolitiek mede mogelijk mag maken en niet mag bijdragen
aan het behoud van de status quo in de bezette gebieden?
Antwoord 6
De doelstelling van Nederlandse ontwikkelingssamenwerking in de Palestijnse Gebieden
is het verbeteren van de sociaaleconomische omstandigheden voor de Palestijnse bevolking,
het opbouwen van de Palestijnse instellingen en de totstandkoming van een levensvatbare
twee-statenoplossing. De Nederlandse inspanningen in Area C passen binnen dat kader.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van der Staaij
(SGP), ingezonden 20 augustus 2015 (vraagnummer 2015Z14799)