Vragen van de leden Aukje deVries en Ziengs (beiden VVD) aan de Ministers van Financiën en van Economische Zaken over het bericht «Schrap het verpandingsverbod» (ingezonden 24 maart 2016).

Antwoord van Minister Dijsselbloem (Financiën), mede namens de Ministers van Veiligheid en Justitie en van Economische Zaken (ontvangen 20 april 2016).

Vraag 1

Kent u het bericht «Schrap het verpandingsverbod»? Wat vindt u van dit bericht?1

Antwoord 1

Ja, ik ben bekend met dit bericht. Zie voorts de antwoorden op de onderstaande vragen.

Vraag 2

Deelt u de mening dat het schrappen en/of aanpassen van het verpandingsverbod een goede mogelijkheid is om het mkb in Nederland meer financiële ruimte te bieden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Er is geen sprake van een generiek verbod op verpanding. De problematiek van de verpandingsverboden is niet in de wet gelegen, maar in contractuele praktijken in het bedrijfsleven. Op dit moment kan door een beding tussen schuldeiser en schuldenaar de overdraagbaarheid en/of verpanding van een vordering worden beperkt of uitgesloten. Als deze wettelijke mogelijkheid zou worden afgeschaft of ingeperkt zou dit mogelijk kunnen betekenen dat vorderingen van het mkb als onderpand kunnen dienen, zonder dat een beding tussen schuldeiser en schuldenaar dit in de weg zou kunnen staan. Wanneer financiers deze vorderingen als onderpand zouden accepteren, biedt dit mogelijk additionele ruimte voor financiering voor het mkb. Het inperken of afschaffen van de mogelijkheid om bedingen op te nemen zou wel een inbreuk op de contractsvrijheid betekenen.

Vraag 3

Hoe is dit in de ons omringende landen geregeld, bijvoorbeeld in Duitsland? Waarom kan dit niet op een vergelijkbare manier in Nederland geregeld worden?

Antwoord 3

Duitsland heeft de werking van de eerder besproken bedingen beperkt. Mijn collega-ministers van EZ en V&J zijn al enige tijd in gesprek met de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en de Factoring & Asset based financing Association Netherlands (FAAN) over een mogelijke aanpassing van onze wetgeving. Ik wil op de uitkomsten daarvan niet vooruitlopen.

Vraag 4

Bent u bereid om het verpandingsverbod in Nederland te schrappen dan wel aan te passen om zo het mkb meer financiële ruimte te geven? Zo ja, wanneer en hoe? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Omdat de problematiek van het verpandingsverbod primair ligt in de bedingen die in en door het bedrijfsleven worden gehanteerd, ligt het in de rede de oplossing in eerste instantie te zoeken bij het bedrijfsleven zelf. Een actieve opstelling van koepels bij het tegengaan van contractuele verpandingsverboden ligt daarbij voor de hand. Dat zou de praktijk een snelle oplossing kunnen bieden, zonder dat er een tijdrovend wetgevingstraject nodig is. Het staat marktpartijen namelijk vrij om af te zien van contractuele verpandingsverboden. Het is overigens zo dat de rijksoverheid zelf deze bedingen al geruime tijd niet meer opneemt in haar eigen inkoopvoorwaarden.

Vraag 5, 6

Welk voorstel ligt er inmiddels vanuit de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en de organisatie van factoringsmaatschappijen (FAAN) bij een of meerdere ministeries? Wat vindt u van dit voorstel en wat gaat u met het voorstel doen?

Indien u niet positief bent over het voorliggende voorstel, hoe zou een en ander dan wel geregeld kunnen worden? Bent u bereid om in overleg te treden met betrokken partijen (incl. MKB-Nederland en ONL) hierover? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5, 6

De NVB en FAAN hebben hun voorstel gepresenteerd aan de ministeries van Veiligheid en Justitie en Economische Zaken. Het is van belang dat goed rekening wordt gehouden met alle betrokken belangen, niet alleen met die van de financiële ondernemingen. Om die reden zijn begin maart jl. de NVB en FAAN gevraagd naar gekwantificeerde voordelen die een aanpassing levert voor het bedrijfsleven, o.a. op basis van ervaringen in andere landen. Wij zijn ook voornemens om, op basis daarvan, vervolgens met andere stakeholders in overleg te treden en zijn daarom ook graag bereid om hierover te spreken met MKB-Nederland en ONL. Op basis hiervan zal de definitieve besluitvorming over het gedane voorstel plaatsvinden. Van belang daarbij is in ieder geval dat er geen ongewenste civielrechtelijke neveneffecten zijn, en dat inderdaad kredietverruiming voor het mkb het resultaat is.

Naar boven