Vragen van de leden Volp, Jacobi en Ypma (allen PvdA) aan de Staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Veiligheid en Justitie over het
bericht van kindermishandeling in een tehuis voor jongeren met het Prader-Willi syndroom
(ingezonden 1 oktober 2015).
Antwoord van Staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
7 oktober 2015)
Vraag 1
Kent u het bericht «Bewenners Prader-Willi Hûs stelselmjittich mishannele»?1
Antwoord 1
Ja, wij kennen dat bericht.
Vraag 2
Wat is de stand van zaken ten aanzien van het verscherpt toezicht van de Inspectie
Jeugdzorg op het Prader-Willi huis in Moleneind? Zijn daar sinds het toezicht is ingesteld
voldoende verbeteringen geconstateerd? Zo ja, welke? Zo nee, welke conclusie trekken
de Inspectie en u daaruit?
Antwoord 2
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft het Prader-Willi huis op 22 juli
2015 voor een periode van zes maanden onder verscherpt toezicht gesteld. Op 15 september
2015 bezocht de IGZ het Prader Willi huis opnieuw om te toetsen of er verbeteringen
in gang waren gezet. Dit onderzoek loopt nog en daarom kunnen wij op de bevindingen
van dit bezoek nog niet ingaan. De IGZ blijft alle ontwikkelingen bij het Prader Willi
huis nauwlettend volgen.
Vraag 3 en 4
Is het waar dat bewoners van het Prader-Wille Huis worden mishandeld? Zo ja, is hier
sprake van stelselmatige mishandeling, door wie? Zo ja, komt de aard van de mishandeling
overeen met wat er in het genoemde bericht wordt gemeld of wat is de aard van de mishandeling
dan wel? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Was de Inspectie op de hoogte van berichten over mishandeling? Zo ja, wat heeft de
Inspectie daar mee gedaan?
Antwoord 3 en 4
De IGZ ontving in september 2014, februari 2015 en april 2015 anonieme meldingen over
mogelijke mishandeling en ondeskundig handelen en bejegening. De IGZ heeft deze meldingen
gebruikt voor haar toezicht op het Prader Willi huis en naar aanleiding van deze meldingen
gesproken met de melders en met de directie van het Prader Willi huis.
Tijdens haar bezoeken op 4 november 2014, 21 januari 2015 en 12 mei 2015 heeft de
IGZ geen feiten geconstateerd die duiden op mishandeling. Wel heeft de IGZ bij het
eerste onderzoek structurele tekortkomingen in de zorgverlening geconstateerd. Omdat
deze tekortkomingen niet voortvarend werden opgepakt door het Prader-Willi huis, heeft
de IGZ de zorgaanbieder onder verscherpt toezicht gesteld.
Vraag 5 en 6
Is door bewoners, hun vertegenwoordigers of (oud-)medewerkers van het Prader-Willi
Huis bij de politie melding dan wel aangifte gedaan wegens mishandeling in de instelling?
Zo ja, wat is de stand van zaken?
Is het in het bericht gestelde reden voor nader onderzoek door de Inspectie dan wel
het Openbaar Ministerie? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5 en 6
Het arrondissementsparket Noord-Nederland heeft een strafrechtelijk onderzoek ingesteld
naar aanleiding van aangiftes door oud-medewerkers over mishandelingen. Uit het onderzoek
is gebleken dat er onvoldoende bewijs was voor de mishandelingen. Gelet hierop zijn
de aangiftes geseponeerd wegens onvoldoende bewijs. De aangevers zijn hier inmiddels
over bericht en zijn gewezen op de mogelijkheid een klacht in te dienen op grond van
artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering.
Vraag 7
Is het, indien het in het bericht gestelde waar is, naast het gegeven dat de instelling
al enige tijd onder verscherpt toezicht staat reden om het Prader-Willi Huis te doen
sluiten? Zo ja, op welke termijn valt dit te verwachten? Wat gebeurt er op dit moment
om de veiligheid van de bewoners te waarborgen? Als daarvan geen sprake is, waarom
gebeurt dat dan niet?
Antwoord 7
Ik verwijs u hiervoor naar het antwoor op vraag 3 en 4.
Vraag 8
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Algemeen overleg Decentralisatie Jeugdhulp
voorzien op 6 oktober 2015?