Vragen van het lid Yücel (PvdA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht dat één op de vier vaders ouderschapsverlof opneemt (ingezonden 26 juni 2015).

Antwoord van Minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 16 september 2015).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «CBS: Ruim drie kwart vaders neemt geen ouderschapsverlof op»?1 Heeft u hiernaast kennisgenomen van het onderzoek van Motivaction2 waaruit blijkt dat zeker 60 procent van de vaders met jonge kinderen liever meer tijd wil besteden aan de zorg voor hun kind wanneer praktische zaken en kosten geen rol zouden spelen? Heeft u tot slot ook kennisgenomen van het bericht «Werkende moeders: je schiet niet tekort, strijkende vaders: je bent geen watje»?3

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u in samenhang reageren op bovenstaande berichten en onderzoeken? Zou u dit kunnen plaatsen in de context van de verschillende verlofregelingen die reeds in Nederland bestaan voor ouders met kinderen tot acht jaar en de mogelijkheden van het combineren van arbeid en zorg?

Antwoord 2

Een belangrijk gegeven dat uit deze publicaties oprijst is voor mij dat vaders een grote betrokkenheid willen bij de opvoeding van hun kinderen, maar dat een aanzienlijk deel van de vaders geen gebruik maakt van zijn verlofrechten. Zij ervaren belemmeringen bij het opnemen van verlof of vermoeden dat het gebruik maken van verlofrechten niet bevorderlijk is voor hun maatschappelijke positie.

Het blijkt moeilijk om de traditionele rolverdeling waarbij de moeder het merendeel van de zorg op zich neemt en minder gaat werken te doorbreken, zelfs als men daar als ouders positief over denkt.

De verlofregelingen en mogelijkheden om (tijdelijk) in deeltijd te werken of de werktijden en arbeidsplaats aan te passen bieden tal van mogelijkheden aan ouders om arbeid en zorg te combineren. Het is aan de ouders zelf om al dan niet van deze regelingen gebruik te maken. Het is spijtig als men van dergelijke voorzieningen geen gebruik maakt, omdat men negatieve beeldvorming verwacht of denkt dat dit nadelig is voor de loopbaan.

Ter aanvulling op de in de eerste vraag genoemde berichten acht ik het relevant dat het aantal vaders dat ouderschapsverlof opneemt in het afgelopen decennium fors is toegenomen. Nam in 2001 10% van de vaders ouderschapsverlof op, in 2013 bedroeg dat percentage 23%. Dit is lager dan het percentage vrouwen dat ouderschapsverlof opneemt (57%), maar de ontwikkeling als zodanig is positief4.

Vraag 3

Deelt u de mening dat vaders te weinig gebruik (kunnen) maken van ouderschapsverlof waardoor er een onevenwichtige verdeling van zorgtaken in Nederland in stand gehouden wordt? Deelt u tevens de mening dat dit niet in het belang is van de beide ouders als ook van het kind?

Antwoord 3

Uit het onderzoek van de Harvard Business School, waarnaar wordt verwezen in het in vraag 1 genoemde bericht «Werkende moeders …» komt naar voren dat kinderen in een gezin waar de moeder meer werkt en de vader meer zorgt dan in het traditionele model het geval is, meer zelfstandig nadenken over hun eigen toekomst. Deze conclusie benadrukt het belang van een evenwichtige rolverdeling binnen het gezin waarbij zowel de vader als de moeder werken èn zorgen.

Dit laat onverlet dat het aan de ouders is om te beslissen hoe zij de taken op het gebied van arbeid en zorg in hun gezin oppakken. Daarbij kunnen zij gebruik maken van allerlei (wettelijke) mogelijkheden voor verlof en aanpassing van werktijden of arbeidsplaats. Bij deze afweging zal men ook praktische en financiële aspecten meewegen. Uiteindelijk gaat het erom dat de ouders arbeid en zorg combineren op een manier die voor hun gezin het meest passend is.

Vraag 4

Deelt u de mening dat dat op termijn een verdere uitbreiding van de huidige regeling van het vaderschapsverlof van 3 dagen betaald en 2 dagen onbetaald ervoor kan zorgen dat vaders vanaf het begin uitgebreider betrokken zullen zijn bij het kind zodat zij in een later stadium ook makkelijker ouderschapsverlof zullen opnemen?

Antwoord 4

Een verdere uitbreiding van het verlof voor vaders (/partners) rond de geboorte, zodat zij de eerste periode na de geboorte van hun kind kunnen meemaken, is wenselijk. Het is goed voor het kind en voor beide ouders als vaders ook betrokken zijn bij die eerste dagen van het kind. Het blijkt dat dan ook in de jaren daarna afspraken over de verdeling van arbeid en zorg in het gezin makkelijker worden en vaders meer zorgen. Het kabinet heeft dan ook besloten om het kraamverlof voor de partners uit te breiden tot 5 dagen betaald verlof. Een wetsvoorstel daartoe zal in 2016 aan u worden aangeboden.

Vraag 5 en 6

Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat vaders wel verlof willen opnemen maar dat zij dit niet doen vanwege kennelijk afnemende loopbaan- en beloningsperspectieven? Bent u bereid om hierover met sociale partners in gesprek te gaan en de resultaten hiervan te delen met de Kamer?

Bent u bereid om de Sociaal Economische-Raad (SER) specifiek te vragen om vaderschaps- en ouderschapsverlof mee te nemen in het advies over «Werken en leven in de toekomst», waarbij de SER tevens ingaat op betere benutting van de huidige verlofregelingen en de mogelijkheden tot toekomstige uitbreiding van vaderschapsverlof?

Antwoord 5 en 6

Ouderschapsverlof is een belangrijk en waardevol recht dat ouders in staat stelt om tot een goede combinatie van arbeid en zorg binnen hun gezin te komen. Daarnaast draagt ouderschapsverlof eraan bij dat beide ouders blijven participeren op de arbeidsmarkt en beiden thuis voor hun kind kunnen zorgen en de zorgtaken samen kunnen delen. Het is geen goede ontwikkeling als vaders of moeders geen gebruik maken van hun recht om ouderschapsverlof op te nemen uit vrees dat dit nadelig is voor hun carrièreperspectief of omdat hun sociale omgeving daar negatief op reageert.

De SER stelt op dit moment het advies over werken en leven in de toekomst op. Aan de SER is onder andere gevraagd hoe bereikt kan worden dat de huidige regelingen die de combinatie van arbeid en zorg faciliteren zo optimaal mogelijk worden ingezet. Tevens is gevraagd hoe kan worden bijgedragen aan een gelijkere verdeling van arbeid en zorg tussen mannen en vrouwen. Het advies is aan het einde van het jaar gereed. Na ontvangst van het SER-advies vindt een arbeid- en zorgbijeenkomst plaats. Aansluitend zal uw Kamer een brief ontvangen met de kabinetsvisie over arbeid en zorg en de conclusies die het kabinet naar aanleiding van het SER-advies trekt.

Aangezien sociale partners vertegenwoordigd zijn in de SER, zijn zij betrokken bij de opstelling van het advies en derhalve bij de genoemde thematiek.

Naar boven