Vragen van het lid JanVos (PvdA) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de misstanden op en rondom Indiase theeplantages (ingezonden 10 september 2015).

Antwoord van Minister Ploumen (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen 5 oktober 2015).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de schrijnende conclusies uit het onderzoek «The bitter stories behind the UK national drink», die door het Britse BBC News en Radio 4’s File on Four op 8 september jl. zijn gepubliceerd?1 2

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Bent u op de hoogte van de misstanden op en rondom de theeplantages in het noordoosten van India, waar onder andere Unilever inkoopt? Zo ja, sinds wanneer?

Antwoord 2

Ja, sinds de publicatie van verschillende artikelen over het bovengenoemde onderzoek.

Vraag 3

Wat is uw oordeel over de reactie van Unilever op het onderzoek, dat ondanks de door Unilever doorgevoerde verbeteringen er nog veel moet gebeuren?

Antwoord 3

Unilever erkent de problemen en het feit dat het langdurige processen zijn om, in nauwe samenwerking met haar partners in de keten, verbeteringen door te voeren en te laten beklijven. Unilever heeft laten zien met toewijding en lange adem te werken aan het tegengaan van misstanden in hun toeleveringsketen. Dit soort onderzoeken houdt Unilever en andere bedrijven scherp. Certificering door vrijwillige duurzaamheidsstandaarden zoals Rain Forest Alliance, kan echter geen 100% zekerheid bieden voor uitsluiting van misstanden. Binnen ISEAL-verband werken keurmerken zoals Rain Forest Alliance aan continue verbetering van hun standaard en verificatie. Het feit dat onlangs een groot keurmerk de certificering van een aantal grote Indiase plantages heeft ingetrokken laat zien dat dit zelfcorrigerende mechanisme werkt.

Vraag 4

Op welke wijze kunt u met multinationals als Unilever dergelijke mensonterende misstanden, waaronder kinderarbeid, gebrek aan hygiëne en het ontbreken van een leefbaar loon, aanpakken? Kunt u daarbij, zoals uw beleid voorschrijft aan de hand van de OESO-richtlijnen, toelichten waar volgens u de verantwoordelijkheid van het bedrijf en die van de Nederlandse overheid elkaar raken?

Antwoord 4

Ondernemingen en overheden hebben verschillende verantwoordelijkheden op basis van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Wanneer een onderneming een risico op het veroorzaken van een ongunstig effect in de context van haar toeleveringsketen identificeert behoort zij de noodzakelijke stappen te ondernemen om dat effect af te wenden of te voorkomen. Overheden hebben de verantwoordelijkheid bescherming te bieden tegen mensenrechtenschendingen door derde partijen binnen het eigen territorium en jurisdictie. De Nederlandse overheid kan andere overheden op deze verantwoordelijkheid aanspreken.

Om misstanden in internationale productieketens aan te pakken streeft de Nederlandse overheid naar IMVO-convenanten binnen de Nederlandse sectoren met grote IMVO-risico’s in de productieketen. De voedingsmiddelensector is één van deze sectoren. Deze sector zet momenteel de eerste stappen om, aanvullend op bestaande duurzaamheidsinitiatieven in de sector, in samenwerking met IDH en in dialoog met relevante stakeholders, een overkoepelend convenant op te stellen waarin belangrijke sociale en ecologische thema’s worden uitgewerkt.

De structurele problemen in de Indiase theesector hebben verschillende oorzaken. Om deze problemen effectief te kunnen aanpakken is samenwerking tussen alle relevante partijen, te weten de Indiase overheid, theeproducenten, het (internationale) bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties, vereist. Het IMVO-convenant van de voedingsmiddelensector kan daaraan mogelijk bijdragen.

Vraag 5

Welke rol en verantwoordelijkheid hebben lokale spelers, waaronder de Indiase overheid wiens wet volgens het onderzoek wordt ondermijnd?

Antwoord 5

Lokale spelers hebben vanzelfsprekend een grote rol. Zo hebben lokale werkgevers de plicht te zorgen voor goede arbeidsomstandigheden voor hun werknemers en heeft de lokale overheid de plicht te zorgen voor een goede naleving van wetgeving op dit terrein. In de praktijk ontbreekt het echter vaak aan voldoende implementatie en naleving van wetgeving.

Vraag 6

Vindt u dat de Nederlandse overheid afdoende zicht heeft op de mate waarin Nederlandse multinationals de OESO-richtlijnen naleven in hun productieketens? Zo nee, welke stappen gaat u nemen om daar meer inzicht in te krijgen?

Antwoord 6

Nederlandse multinationals kunnen nog stappen zetten ten aanzien van transparantie over de naleving van de OESO-richtlijnen. Vanuit de overheid wordt dit via verschillende maatregelen gestimuleerd. De overheid zet zich in voor de eerder genoemde IMVO-convenanten. Binnen deze convenanten maken bedrijfssectoren in multi-stakeholderverband afspraken over hoe IMVO-risico’s aangepakt en voorkomen kunnen worden. Hierbij wordt het SER advies «IMVO-convenanten» gevolgd, dit advies stelt dat transparantie één van de kernelementen is voor een effectief IMVO-convenant.

Verder stimuleert de overheid transparantie over MVO met de Transparantiebenchmark. Deze meet jaarlijks de transparantie in (maatschappelijke) verslaggeving van circa 500 van de grootste in Nederland actieve bedrijven. Hieraan is de Kristalprijs gekoppeld, die in samenwerking met de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) wordt uitgereikt voor het beste verslag. Uit de evaluatie (2013) is gebleken dat de Transparantiebenchmark een effectief en kostenefficiënt instrument is dat bijdraagt aan een toename van de transparantie in maatschappelijk verslaglegging en bij de helft van de onderzochte bedrijven bijdraagt aan een beter MVO-beleid.

Tot slot zal de EU-richtlijn over de bekendmaking van niet-financiële informatie (richtlijn 2014/95/EU) grote organisaties van openbaar belang (beursvennootschappen, banken en verzekeraars) met meer dan 500 werknemers verplichten (volgens het pas toe of leg uit principe) te rapporteren over hun beleid ten aanzien van milieu, mensenrechten, sociaal beleid, corruptie en omkoping. Zij kunnen hierbij gebruik maken van de OESO-richtlijnen. Uiterlijk 6 december 2016 moet deze EU-richtlijn zijn uitgewerkt in nationale regelgeving. Naar schatting zullen circa 115 Nederlandse organisaties onder deze verplichting vallen.

Daarnaast heeft de Nederlandse overheid overeenkomstig de OESO-richtlijnen een Nationaal Contactpunt (NCP) ingesteld waar personen, maatschappelijke organisaties of bedrijven terecht kunnen met meldingen over de toepassing van deze richtlijnen. Wanneer een melding ontvankelijk wordt verklaard, helpt het NCP bij het vinden van een oplossing. De uitkomst van een procedure wordt openbaar gemaakt. Op die manier wordt ook via dit kanaal bijgedragen aan inzicht over naleving van de OESO-richtlijnen.


X Noot
2

Onderzoeksrapport BBC News en Radio 4»s File on Four, http://www.bbc.com/news/world-asia-india-34173532

Naar boven