Vragen van de leden Oskam en Keijzer (beiden CDA) aan de Minister van Veiligheid en Justitie en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de gevolgen van een wijziging van een procesreglement van de rechtbanken (ingezonden 30 juni 2015).

Antwoord van Minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie), mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 2 oktober 2015). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 2981.

Vraag 1

Klopt het dat afgelopen jaar een wijziging van het procesreglement Civiel Jeugdrecht heeft plaatsgevonden?

Antwoord 1

Ja, dat klopt. Per 1 januari 2015 is het procesreglement Civiel Jeugdrecht gewijzigd. Deze wijziging ziet op de vraag wie als belanghebbenden worden aangemerkt en vloeit voort uit de uitspraak van de Hoge Raad van 9 september 2014 in combinatie met die van 21 mei 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BL7043).

Vraag 2

Wat is er veranderd ten aanzien van de positie van belanghebbenden, specifiek in de procedure tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing voor een ouder zonder gezag?

Antwoord 2

Het procesreglement Civiel Jeugdrecht bevat een opsomming van de belanghebbenden. Uit deze opsomming is geschrapt: «de ouder(s) zonder gezag en de biologische vader indien er sprake is van family life met de minderjarige».

Vraag 3

Klopt het dat aan deze wijziging een arrest van de Hoge Raad ten grondslag ligt waarin werd geconcludeerd dat de, zowel bij een ondertoezichtstelling als bij een uithuisplaatsing, betrokken rechten en plichten voornamelijk worden omschreven als voortvloeiend uit het gezag of uit de feitelijke verzorging en in een procedure tot ondertoezichtstelling de niet met het gezag beklede ouder niet kan worden beschouwd als belanghebbende in de zin van art. 798 lid 1 Rv?1

Antwoord 3

Dat klopt. De wijziging is gebaseerd op de uitspraak van de Hoge Raad d.d. 9 september 2014. De Hoge Raad overwoog hierbij dat een ondertoezichtstelling ingrijpt in de rechtsbetrekking tussen de met het gezag beklede ouder(s) en de minderjarige en rechtstreeks betrekking heeft op de uit het ouderlijk gezag voortvloeiende rechten en verplichtingen. De rechten en verplichtingen van de niet met het gezag beklede ouder worden daardoor niet rechtstreeks geraakt in de zin van art. 798 lid 1 Rv. Gelet hierop kan de niet met het gezag beklede ouder in het kader van een ondertoezichtstelling niet worden beschouwd als belanghebbende, aldus de Hoge Raad.

Vraag 4

Is het waar dat bovengenoemde wijziging van het Procesreglement tot gevolg heeft dat ouders zonder gezag sindsdien niet meer beschikken over de rechten die ze voorheen hadden, dat wil zeggen dat ze niet meer geïnformeerd en geraadpleegd worden over beslissingen en gebeurtenissen in het leven van het kind en ook geen inzage meer hebben in het dossier van het kind? Zijn er voorts nog meer gevolgen voor deze ouders denkbaar die voorheen belanghebbenden waren?

Antwoord 4

Onder belanghebbende wordt verstaan degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft (artikel 798 Rv). Het zijn van belanghebbende heeft diverse processuele gevolgen, waaronder het ontvangen van het verzoekschrift en de beschikking, het worden opgeroepen voor de zitting en het mogen instellen van hoger beroep. Ook heeft de belanghebbende het recht om verweerschriften in te dienen (in eerste aanleg en in hoger beroep) en om alle stukken in te zien.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest uitleg gegeven aan het geldende recht m.b.t. het belanghebbende begrip, voor zover het een ouder zonder gezag betreft in een procedure tot (verlenging van de) ondertoezichtstelling. Daarmee moet die uitleg in de praktijk worden gebracht, hetgeen via het procesreglement Civiel Jeugdrecht is gebeurd.

Dat een ouder zonder gezag niet langer (standaard) als belanghebbende wordt aangemerkt betekent dus dat de hierboven genoemde rechten vervallen.

Echter, uiteindelijk is het aan de rechter om te bepalen wie hij als belanghebbende aanmerkt. Dit staat ook zo vermeld in het procesreglement. Daarnaast kan een ouder zonder gezag worden aangemerkt als informant en in die hoedanigheid voor de zitting betreffende een verzoek tot ondertoezichtstelling en/of uithuisplaatsing worden uitgenodigd. Ten slotte kan de niet met het gezag beklede ouder een (verlenging van de) ondertoezichtstelling verzoeken. Indien dit verzoek niet (volledig) wordt toegewezen, kan hij als verzoeker hoger beroep instellen.

Vraag 5

Kunt u aangeven hoe groot de groep is van ouders zonder gezag die te maken heeft met genoemde wijziging? Kunt u desgewenst Bureau Jeugdzorg en/of de Rechtspraak laten inventariseren hoeveel ouders het naar schatting betreft?

Antwoord 5

Wij noch de Rechtspraak, Jeugdzorg Nederland en de raad voor de kinderbescherming zijn in staat om een enigszins realistische inschatting van de omvang van deze groep ouders te maken. Dit wordt namelijk door geen van de instanties geregistreerd.

Vraag 6

Kunt u zich voorstellen dat het voor de betreffende ouders niet te billijken is dat ze vanaf veelal de geboorte van het kind (het gaat niet om ouders die door de rechter uit hun gezag zijn ontzet) achteraf klaarblijkelijk onterecht gebruik hebben gemaakt van de uit artikel 798 Rv voortvloeiende rechten? Deelt u de mening dat dit de betreffende ouders zelf niet kan worden verweten?

Antwoord 6

Vanzelfsprekend kan betrokkenen die in het verleden gebruik hebben gemaakt van hun rechten geen verwijt worden gemaakt; zij mochten ervan uitgaan dat hen dit recht op dat moment toekwam. Wij zullen los daarvan de consequentie van de uitspraak voor betrokken partijen nader onderzoeken en ons op basis daarvan bezinnen op de vraag of nadere initiatieven noodzakelijk zijn.

Vraag 7

Nemen betrokken instanties, zoals Bureau Jeugdzorg, hierover in alle betreffende gevallen contact op met de ouders en zo ja, op welke wijze?

Antwoord 7

Over het algemeen zal de raad voor de kinderbescherming de ouder zonder gezag ook betrekken bij zijn raadsonderzoek. De raad voor de kinderbescherming zal de ouder wijzen op zijn of haar processuele positie en aangeven welke mogelijkheden de ouder heeft om deze positie te wijzigen. Hierbij kan gedacht worden aan de mogelijkheid om gezag te vragen of om een omgang- of informatieregeling te laten vaststellen.

Vraag 8

Begeleidt Bureau Jeugdzorg ouders ook bij de stappen die alsnog mogelijk zijn voor deze ouders, zoals een verzoek indienen bij de rechter om een informatieregeling en het indienen van een verzoek door Bureau Jeugdzorg aan de rechter om de ouders bij zittingen te laten deelnemen als informant?

Antwoord 8

De gecertificeerde instelling (voorheen bureau jeugdzorg) heeft met de ouders – met en zonder gezag – contact en zal hen op hun rechten en plichten wijzen in geval van een ondertoezichtstelling. Net als de raad voor de kinderbescherming, zal de gecertificeerde instelling met de ouders de juridische mogelijkheden bespreken.

Vraag 9

Wat kunt u voor deze doelgroep betekenen in het licht van de hierboven gestelde vragen, bijvoorbeeld financieel, gelet op de mogelijke proceskosten die verbonden zijn aan genoemde verzoeken teneinde een informatieregeling bij de rechter af te dwingen?

Antwoord 9

Wij zien geen aanleiding om aanvullende maatregelen te nemen. Volgens de informatie die wij hebben ontvangen is de informatievoorziening aan de ouders voldoende op orde. Bovendien is er de mogelijkheid om beroep te doen op gesubsidieerde rechtsbijstand.


X Noot
1

Hoge Raad, 12 september 2014 (ECLI:NL:HR:2014:2665)

Naar boven