Vragen van de leden PieterHeerma (CDA) en Potters (VVD) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over radicalisering van jonge kinderen (ingezonden 4 februari 2016).

Antwoord van Minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 9 maart 2016).

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van het bericht dat kinderen uit moslimgezinnen in Den Haag op steeds jongere leeftijd radicale ideeën hebben en dat dit op steeds meer scholen wordt gesignaleerd?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Zo ja, herkent u de signalen dat kinderen van 9 en 10 al vatbaar zijn voor radicale ideeën en kunt u aangeven in hoeverre hier sprake is van een landelijk trend? Zijn er landelijke cijfers bekend over aantallen kinderen met radicale ideeën?

Antwoord 2

Het is mij bekend dat kinderen op school soms controversiële uitspraken doen. Deze duiden zelden op een radicaliseringproces. Vaak betreft het stoerdoenerij, spiegelen van uitingen van vrienden of uit de thuissituatie. Het is aan docenten om hier vaardig mee om te springen en het gesprek met de leerling aan te gaan. Om docenten te helpen bij het maken van de inschatting of er sprake is van een zorgelijke ontwikkeling in het gedrag van de leerling, is de handreiking2 «Puberaal, lastig of radicaliserend» ontwikkeld.3 Indien nodig of gewenst kunnen scholen vervolgens hulp inschakelen via Stichting School en Veiligheid of de gemeente. Van dit soort incidenten wordt geen registratie bijgehouden.

Vraag 3

Deelt u de mening dat radicale ideeën bij jonge kinderen een potentieel groot gevaar vormen voor de samenleving en dat het de taak van ouders en scholen is om kinderen weerbaar te maken tegen anti-westerse indoctrinatie? Zo nee, waarom niet?

Vraag 4

Welke maatregelen gaat u nemen om scholen hierbij te ondersteunen, ook waar het gaat om signalering van radicalisering?

Antwoord 3&4

Radicalisering vormt een bedreiging voor onze samenleving, onze kernwaarden en onze democratische rechtsstaat. Het vraagt om een stevige en integrale aanpak, waarin alle partners – lokaal en landelijk – alles in het werk stellen om mogelijke radicalisering vroeg te herkennen en hierop tijdig te interveniëren. Met het Actieprogramma Integrale Aanpak jihadisme wordt onder andere aandacht besteed aan het voorkomen van radicalisering bij minderjarigen. Dit gebeurt onder andere via een onderwijsaanpak en door aandacht voor de rol van opvoeding in radicaliseringprocessen. Naast deze aanpak vanuit het Rijk, schenken gemeenten hier ook aandacht aan via hun lokale preventieve aanpak.

Binnen de onderwijsaanpak biedt het Rijk ondersteuning aan basisscholen en voortgezet- en middelbaar beroepsonderwijs. In deze aanpak gaat het er om die scholen te bereiken, die hulp en begeleiding het hardst nodig hebben. Het gaat hier onder andere om een speciaal aanbod voor het herkennen en bespreekbaar maken van radicalisering voor onderwijzend personeel, voor identiteitsontwikkeling van jongeren en het bespreekbaar maken van moeilijke thema´s in de klas.

Vraag 5

Op welke wijze kan het actiever uitdragen van de kernwaarden van de Nederlandse samenleving een bijdrage leveren aan het weerbaarder maken van kinderen en jongeren tegen anti-westerse indoctrinatie? Op welke wijze wilt u het uitdragen van deze kernwaarden bevorderen?

Antwoord 5

Om mee te kunnen komen in onze samenleving is kunnen omgaan met diversiteit en weet hebben van de codes en ongeschreven regels die hier gelden onontbeerlijk. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat iedereen, ook kinderen, leert hoe de samenleving werkt. Dit is om binding aan de samenleving te bewerkstelligen, om vervreemding te voorkomen en jongeren weerbaar te maken tegen indoctrinatie van welke vorm dan ook. Op verschillende manieren wordt reeds ingezet om jongeren via het onderwijs maatschappelijke codes mee te geven, bijvoorbeeld vanuit mijn Agenda Integratie.4 Ook burgerschapsvorming in het onderwijs draagt bij aan de voorbereiding van jongeren op hun deelname aan de samenleving. Onlangs is uw Kamer geïnformeerd over het advies van het platform Onderwijs 2032 over een toekomstig curriculum voor het primair en voortgezet onderwijs. Hierin wordt een prominentere positie voor burgerschapsonderwijs in het kerncurriculum geadviseerd.5 Het advies van het platform zal de basis vormen voor een vernieuwd curriculum in het primair en voortgezet onderwijs. Een ontwerpteam zal hiertoe een nieuw kerncurriculum ontwerpen, dat naar verwachting eind 2016 wordt afgerond. Burgerschap zal hiervan een belangrijk onderdeel vormen.

Ook met de motie Van Dam werkt het kabinet uit hoe het uit- en overdragen van gedeelde waarden en het versterken van de onderlinge verbondenheid in de samenleving in het beleid kunnen worden opgenomen dan wel versterkt.6 Daar wordt nu uitvoering aangegeven onder leiding van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Momenteel doet het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) onderzoek naar de gedeelde waarden in de Nederlandse samenleving. Het onderzoeksrapport wordt begin maart verwacht. Samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal ik een reactie geven op het rapport van SCP en zullen we de Kamer informeren over de vervolgstappen die we nemen om te komen tot de uiteindelijke kabinetsreactie die volgt voor de zomer van 2016.

Vraag 6

Wilt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het Algemeen overleg integratieonderwerpen voorzien op 10 februari 2015?

Antwoord 6

Vanwege het verplaatsen van dit Algemeen Overleg is de gebruikelijke termijn voor beantwoording van deze Kamervragen aangehouden.


X Noot
1

OmroepWest, maandag 1 februari 2016

X Noot
3

Kamerstuk 29 754-316, 16 juli 2015

X Noot
5

Kamerstuk 31 293 – 278

X Noot
6

Kamerstukken II, 2014–15, 29 279, nr. 259

Naar boven