Vragen van het lid Van Toorenburg (CDA) aan de Ministers van Veiligheid en Justitie en van Defensie over een onderzoek naar een anti IS-strijder (ingezonden 26 januari 2016).

Antwoord van Minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 8 maart 2016).

Vraag 1

Wat is de stand van zaken en wat zijn de door het Openbaar Ministerie (OM) ingezette bevoegdheden ten aanzien van de anti IS-strijder die afgelopen week in het nieuws kwam?1

Antwoord 1

Het strafrechtelijk onderzoek naar de Nederlandse verdachte Jitse A. loopt nog. Over de stand van zaken van het onderzoek en de ingezette bevoegdheden kan ik daarom geen mededeling doen. Wel kan ik melden dat de verdachte direct na zijn aanhouding is voorgeleid aan de rechter-commissaris en in bewaring is gesteld. Op verzoek van het OM is de voorlopige hechtenis door de rechter-commissaris geschorst, op voorwaarde dat de verdachte zijn paspoort inlevert, het land niet verlaat en zich elke week meldt bij de politie. Dit om te voorkomen dat hij opnieuw afreist naar Syrië om deel te nemen aan het gewapende conflict.

Vraag 2

Zijn u meer gevallen bekend van veteranen en/of andere Nederlandse burgers die op dit moment vrijwillig – niet zijnde in dienst bij het leger – meestrijden tegen IS? Is voorafgaand contact met hen geweest en/of overleg over de (on)mogelijkheden hiertoe en/of (on)wenselijkheid hiervan?

Antwoord 2

Over individuele casussen en de manier waarop daarmee is omgegaan, kan ik geen uitspraken doen.

Vraag 3

Hoe beoordeelt u in het algemeen het afreizen van Nederlandse veteranen richting Syrië en Irak om daar (aan de kant van bijvoorbeeld de Koerden) mee te strijden jegens IS? Wat is de wijze waarop de Nederlandse Staat met hen omgaat nadat zij weer terug in Nederland zijn?

Antwoord 3

Het kabinet zet zich in om via politieke, diplomatieke en militaire middelen ISIS te bestrijden. Voor Nederlanders die buiten de inzet van Nederlandse militairen naar Syrië reizen en daar deelnemen aan gewelddadige acties, kan het OM, waar opportuun, overgaan tot strafvervolging. Het kan hierbij, naast vervolging voor terroristische misdrijven, bijvoorbeeld ook gaan om vervolging voor commune misdrijven.

Vraag 4

Kunt u in uw antwoord op de vorige vraag betrekken de uitlating van het OM ten aanzien van de beslissing in 2014 tot het niet vervolgen van enkele motorclubleden: «Vroeger was het in dienst treden bij buitenlandse strijdkrachten strafbaar, nu is het niet langer verboden. Je mag alleen niet deelnemen aan een strijd tegen Nederland»?2

Antwoord 4

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4 van de leden Bontes en Van Klaveren (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015-2016, nr. 1787).

Vraag 5

Welke juridische beperkingen en mogelijkheden, ook die van het oorlogsrecht (waaronder de Geneefse conventie), zijn van toepassing op de in vraag 2 genoemde personen?

Antwoord 5

Artikel 205 van het wetboek van Strafrecht stelt het aanwerven voor vreemde krijgsdienst of een gewapende strijd, zonder toestemming van de Koning, strafbaar. Burgers mogen niet deelnemen aan een gewapend conflict op grond van de Geneefse Conventies. Leden van een niet-statelijke partij bij een gewapend conflict genieten bepaalde minimum-garanties bij gevangenneming en moeten zich houden aan bepaalde gedragsregels tijdens het gevecht, maar hebben geen combattantenrecht of -privilege zoals militairen van de krijgsmacht.

Vraag 6

Wat zijn de stappen die sinds de totstandkoming van en conform het actieplan Jihadisme (augustus 2014) worden genomen jegens teruggekeerde jihadstrijders? Deelt u de mening dat het vastzetten van iedere teruggekeerde jihadstrijder verstandig en gerechtvaardigd is, gelet op de verdenking van het plegen van oorlogsmisdaden en de potentiële dreiging van jihadstrijders jegens ons Koninkrijk? Hoeveel van de teruggekeerde jihadisten verblijven momenteel in detentie?

Antwoord 6

Het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme is er onder andere op gericht om alle beschikbare middelen bij de landelijke en lokale partner aan te wenden om eventuele risico’s die van terugkeerders uit kunnen gaan weg te nemen. Politie en AIVD maken een inschatting van de potentiële dreiging die van onderkende terugkeerders uitgaat. Bij een terugkeerder is een merkbare interventie gewenst. Het uitgangspunt is dan ook direct aanhouden van terugkeerders en veilig stellen van bewijsmateriaal. Het OM kan, waar opportuun, overgaan tot strafvervolging. Waar nodig houden politie en AIVD terugkeerders scherp in beeld, blijven zij alert op ontwikkelingen en delen zij relevante informatie waar mogelijk.

Terugkeerders worden daarnaast in het lokale domein regelmatig besproken in een multidisciplinair casusoverleg. Hierin werken de betrokken landelijke en lokale partijen (strafrechtelijk en bestuurlijk) intensief samen met het doel informatie uit te wisselen en een pakket met de meest effectieve maatregelen samen te stellen. Deze aanpak is altijd maatwerk en verschilt dus van persoon tot persoon. De casusoverleggen dragen binnen gemeenten bij aan een integraal beeld van de gekende (potentiële) uitreizigers en terugkeerders. De NCTV heeft bij deze casusoverleggen een adviserende rol en brengt, waar nodig, expertise in.

Indien het Openbaar Ministerie over gaat tot strafrechtelijke vervolging naar aanleiding van verdenking van terroristisch misdrijf, wordt betrokkene in voorarrest of na veroordeling geplaatst op de Terrorismeafdeling. In het geval van terugkeerders geldt het uitgangspunt dat zij deel hebben genomen aan de jihadistische strijd en daarmee aangemerkt kunnen worden als verdachte van een terroristisch misdrijf (mits voldoende bewijslast). Zonder tussenkomst van de rechter kan iemand niet gedetineerd worden.

Detentie op de Terrorismeafdeling draagt eveneens bij aan het verminderen van de eventuele dreiging die een terugkeerder voor de maatschappij kan vormen.

Vraag 7

Indien momenteel niet iedere teruggekeerde jihadstrijder (preventief) wordt vastgehouden bij terugkeer in Nederland, hoe verhoudt zich dat dan volgens u met het optreden van het OM zoals bedoeld in de eerste vraag?

Antwoord 7

Het is niet toegestaan om op eigen gelegenheid naar een strijdgebied zoals dat in Syrië af te reizen en daar deel te nemen aan de gewapende strijd. Het deelnemen aan die strijd kan zowel commune, terroristische als oorlogsmisdrijven opleveren. Het is niet toegestaan dat een persoon zonder rechtsgrond (zoals die bijvoorbeeld bestaat voor de krijgsmacht) een ander doodt.

Bij een terugkeerder is een snel merkbare interventie gewenst. Het uitgangspunt is dan ook direct aanhouden van terugkeerders en veilig stellen van bewijsmateriaal. Het OM kan, waar opportuun, overgaan tot strafvervolging. Het kan hierbij, naast vervolging voor terroristische misdrijven, bijvoorbeeld ook gaan om vervolging voor commune misdrijven.

Vraag 8

Wat is de actuele stand van zaken ten aanzien van het aantal teruggekeerde jihadisten en daarop gestarte strafrechtelijke onderzoeken?

Antwoord 8

In totaal lopen er in Nederland op dit moment ruim 80 aan jihadisme gerelateerde onderzoeken naar circa 110 verdachten. Een deel hiervan betreft strafrechtelijke onderzoeken gericht op terugkeerders uit het strijdgebied. Over lopende strafrechtelijke onderzoeken kan ik geen nadere mededelingen doen.


X Noot
1

Jitse knokt tegen IS in het «leger op gympies», AD 18 januari 2016.

Naar boven