Vragen van het lid Van Raak (SP) aan de Minister-President over de onderhoudskosten van de Gouden Koets en de Glazen Koets (ingezonden 17 februari 2016).

Antwoord van Minister-President Rutte (Algemene Zaken) (ontvangen 8 maart 2016).

Vraag 1 tot en met 7

Zijn de kosten voor het onderhoud van de Gouden Koets en de Glazen Koets een staatsgeheim?

Wat zijn de gemaakte kosten voor het vooronderzoek van de restauratie van de Glazen Koets?

Wat was het bedrag dat oorspronkelijk begroot was voor het onderhoud van de Glazen Koets, en hoe is dat bedrag opgebouwd?

Wat waren de totale kosten van het onderhoud van de Glazen Koets, en hoe zijn die kosten uitgesplitst?

Wat is het bedrag dat begroot is voor het onderhoud van de Gouden Koets, en hoe is dat bedrag opgebouwd?

Wat zijn de gemaakte kosten voor het vooronderzoek van de restauratie van de Gouden Koets?

Bent u bereid het onderzoeksrapport naar de staat van de Gouden Koets openbaar te maken?

Antwoord 1 tot en met 7

De kosten van het onderhoud van de Glazen Koets en de Gouden Koets zijn voor rekening van de Dienst Koninklijk Huis (DKH) en worden bekostigd uit artikel 2 van Begroting I De Koning. Zij zijn respectievelijk worden gedekt uit het totaal van de begrote bedragen op artikel 2 van Begroting I. Begrotingsartikel 2 bevat de functionele uitgaven die te relateren zijn aan de uitoefening van het koningschap en die op declaratiebasis door de DKH namens de Koning worden ingediend bij de Minister-President en ten laste van Begroting I worden betaald. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele en een materiële component en overige specifieke uitgaven. De kosten van het onderhoud van de Glazen Koets en de Gouden Koets vallen binnen de materiële component. De parlementaire controle op de functionele uitgaven vindt plaats via de controle op Begroting I waarin de uitgaven worden geraamd en via het financiële jaarverslag De Koning waarin verantwoording wordt afgelegd over de gedane uitgaven. Zoals voor alle jaarverslagen geldt, gaat het jaarverslag De Koning vergezeld van een rapport van de Algemene Rekenkamer en worden de uitgaven op begrotingsartikel 2 gecontroleerd door de Auditdienst Rijk. Ook verricht een externe accountant jaarlijks een onderzoek naar de rechtmatigheid van de betreffende uitgaven. Met deze systematiek wordt recht gedaan aan artikel 41 van de Grondwet («De Koning richt, met inachtneming van het openbaar belang, zijn Huis in.»). Ingevolgde deze bepaling heeft de Koning de vrijheid om binnen de grenzen van begrotingsartikel 2 te bepalen hoe hij zijn «Huis» inricht en hoe hij de financiële middelen daarbij inzet. Zouden individuele uitgaven binnen de drie componenten van het begrotingsartikel 2 transparant moeten worden gemaakt voor een ieder, dan spoort dit niet met artikel 41 van de Grondwet.

Het onderzoeksrapport naar de staat van de Gouden Koets kan niet worden verstrekt omdat dan getreden zou worden in de grondwettelijke bevoegdheid van de Koning om, met inachtneming van het openbaar belang, zijn Huis in te richten. Zie ook hetgeen daarover hiervoor is opgemerkt en de voorlichting van de Afdeling Advisering van de Raad van State over «de ministeriële verantwoordelijkheid voor de Koning en leden van het koninklijk huis ten aanzien van de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer, in het bijzonder in relatie tot de inlichtingenplicht van de regering jegens de Staten-Generaal (Kamerstukken II 2010/2011, 32 791, nr. 1, blz. 12–13)».

Zie verder ook de antwoorden op vragen over hetzelfde onderwerp van het lid Pechtold d.d. 18 februari 2016, kenmerk 2016Z03576.

Naar boven