Vragen van het Klein (Klein) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
over het bericht «We hebben helemaal geen pensioenprobleem» (ingezonden 3 februari
2016).
Antwoord van Staatssecretaris Klijnsma (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
1 maart 2016).
Vraag 1 en 2
Kent u het bericht «We hebben helemaal geen pensioenprobleem»?1
Kent u het bericht «Een gegarandeerd pensioen is illusie?2
Vraag 3
Klopt het dat pensioenfondsen in Nederland jaarlijks nog steeds tientallen miljoenen
euro’s meer binnen krijgen dan ze moeten uitkeren?
Antwoord 3
Pensioenfondsen ontvangen gezamenlijk meer aan pensioenpremies dan zij aan uitkeringen
verstrekken. Wellicht ten overvloede zij daarbij opgemerkt dat in een kapitaalgedekt
pensioenstelsel de premies in enig jaar bedoeld zijn om de nieuwe pensioenaanspraken
te financieren en niet de uitkeringen in dat jaar.
Daarnaast maken de fondsen beleggingsrendementen. Het rendement is op dit moment vooral
nodig om tekorten in de dekkingsgraden weg te werken. Vanaf beleidsdekkingsgraden
van 110% kunnen pensioenfondsen overgaan tot gedeeltelijke indexatie.
Vraag 4
Klopt de stelling dat als pensioenfondsen zouden mogen rekenen met hun langjarig rendement,
er helemaal geen pensioenproblemen zouden zijn? Dat dan jaarlijks alle pensioenen
gewoon aangepast aan de inflatie kunnen worden en er ook geen tegenstellingen zijn
tussen jong en oud?
Antwoord 4
Nee, die stelling klopt niet. In dat geval zouden die tegenstellingen juist worden
aangewakkerd.
De rekenrente is een middel om te bepalen hoeveel geld opzij moet worden gelegd voor
een toekomstige uitkering. De rekenrente die wordt gehanteerd hangt af van de aard
van de verplichtingen. Bij de uitkeringsovereenkomst moeten de verplichtingen worden
gewaardeerd aan de hand van de risicovrije rente. De reden hiervoor is het karakter
van deze pensioenregelingen, op grond waarvan werknemers nominale aanspraken opbouwen
met een hoge mate van zekerheid. Dat fondsen in de praktijk een hoger rendement realiseren
dan de risicovrije rente is geen argument om dat rendement ook te gaan gebruiken voor
de waardering van de verplichtingen.
Door te rekenen met het langjarig beleggingsrendement, zou worden gerekend met rendement
waarvan onzeker is of het pensioenfonds dat in de toekomst zal realiseren. Dit zou
ertoe leiden dat pensioenfondsen hun huidige vermogen sneller uitkeren. Als de feitelijke
rendementen dan tegenvallen, gaat dat per definitie ten laste van toekomstige pensioenen,
dus ten koste van jongeren.
Vraag 5
In hoeverre is de 1,6 procent rekenrente realistisch als de realiteit is dat er gemiddeld
7 procent rendement per jaar gehaald wordt?
Antwoord 5
Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 6
Bent u het eens met de stelling dat, doordat het pensioen nu gegarandeerd wordt, er
extra hoge buffers aangelegd dienen te worden door de pensioenfondsen en dat deze
buffers in feite dood geld zijn, dat niet uitgekeerd kan worden?
Antwoord 6
Nee, met deze stelling ben ik het niet eens. De buffers hebben tot doel te voorkomen
dat een fonds bij een financiële tegenvaller direct tot ingrijpende maatregelen moet
besluiten. Deze buffers worden belegd en dragen zo bij aan het jaarlijks rendement
van het fonds. Als het gerealiseerde rendement en de omvang van de buffers het toelaten,
kan dit geld gebruikt worden om de pensioenen te indexeren.
Vraag 7
Wat is uw reactie op de geopperde oplossing in het artikel van het AD om het gegarandeerde
pensioen te laten varen, aangezien dat een illusie is, zodat dan ook de verplicht
aan te houden buffers verlaagd kunnen worden en er meer rekening gehouden kan worden
met een realistisch rendement?
Antwoord 7
Een belangrijk onderdeel van het werkprogramma dat ik in het kader van de toekomst
van het pensioenstelsel ben opgestart, is een nieuwe invulling van de pensioenovereenkomst
(zie brief d.d. 18 december 2015; Kamerstukken II 2015/16, 32 043, nr. 298). Op de uitkomsten daarvan wil ik niet vooruitlopen, want we gaan daar binnenkort
in uw Kamer over spreken.
X Noot
2AD, 2 februari 2016