Vragen van de leden Voordewind (ChristenUnie), Voortman (GroenLinks) en Van der Staaij (SGP) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over voorlichting aan asielzoekers in Nederland (ingezonden 27 januari 2016).

Antwoord van Minister Bussemaker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 22 februari 2016).

Vraag 1, 2

Klopt het dat het voornemen om voorlichting te geven op asielzoekerscentra (azc’s), zoals blijkt uit de brief1, zich beperkt tot de kwetsbare groep van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgender personen (LHBT’s)? Zo ja, waarom? Zo nee, in hoeverre wordt er ook aandacht besteed aan andere kwetsbare groepen zoals aan christenen en vrouwen?

Bent u bereid om te voorzien in een integraal lespakket waarin de omgangsvormen richting alle kwetsbare groepen in Nederland worden besproken?

Antwoord 1, 2

Het COA is op dit moment in overleg met verschillende partijen om te bezien in hoeverre bestaand voorlichtingsmateriaal voor bewoners over discriminatie, grondrechten en het doen van aangifte verder verbeterd kan worden. Dit betreft een breed pakket aan voorlichting dat ook gericht is op de positie van christenen, atheïsten en andere minderheden. Daartoe organiseert COA begin maart, in samenspraak met het Ministerie van V&J en mijn departement een studiemiddag voor relevante partijen, waaronder het COC (LHBT-belangen) en Stichting Gave (belangen van christenen).

Bovendien organiseer ik op 9 maart vanuit mijn verantwoordelijkheid voor Emancipatie een ronde tafel bijeenkomst voor Nederlandse (vluchtelingen)vrouwenorganisaties om een beter beeld te krijgen van de problematiek rond gendergelijkheid in de asielopvang.

Vraag 3

Bij hoeveel incidenten met betrekking tot LHBT's zijn asielzoekers betrokken geweest in het afgelopen jaar? Hoeveel asielzoekers zijn betrokken geweest bij incidenten waarbij christen en vrouwen het slachtoffer zijn geweest? Hoe registreert u deze incidenten? Hoe bent u van plan de Kamer hierover in te lichten?

Antwoord 3

De seksuele gerichtheid van een bewoner wordt in de systemen van het COA niet geregistreerd. Het COA registreert de aard van een incident, maar niet de achtergrond ervan. Bij aanhoudingen van verdachten wordt geregistreerd op geboorteplaats/-land en eventueel aanvullend op nationaliteit. Er wordt niet apart geregistreerd op categorieën, zoals «asielzoekers». Om die reden kan niet worden nagegaan in hoeverre asielzoekers als dader of slachtoffer betrokken zijn geweest bij incidenten.

Vraag 4, 5

Vinden er meer incidenten plaats op nieuwe opvanglocaties, zoals de nood- en crisisopvang, vergeleken met de reguliere bestaande azc-locaties? Zo nee, waaruit blijkt dit? Zo nee, welke maatregelen gaat u nemen om dit verschil aan te pakken?

Welke maatregelen gaat u nemen om de veiligheid van de bovengenoemde groepen beter te garanderen, in het bijzonder bij grootschalige (nood)opvanglocaties? Bent u bereid, bijvoorbeeld door een pilot, een onafhankelijk vertrouwenspersoon aan te stellen om te bezien of de lage meldingsbereidheid verhoogd kan worden?

Antwoord 4, 5

Op 30 januari jl. heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie uw Kamer geïnformeerd over de registraties bij COA opvang locaties. Uitgangspunt voor dit rapport zijn de meldingen bij bestaande asielzoekerscentra en noodopvanglocaties van het COA. Op 2 februari jl. heeft de politie een lijst gepubliceerd met aantallen incidenten per locatie. Uit deze cijfers is niet direct op te maken dat op grotere locaties – zoals noodopvang locaties – relatief meer incidenten plaatsvinden. Uitgangspunt is dat de veiligheid op alle opvanglocaties altijd geborgd is. Dat kan bij zowel kleine als grote locaties. Daartoe vindt goede afstemming plaats met gemeente, politie en (de beveiliging bij) COA.

Het gevoel van veiligheid is van wezenlijk belang voor de bewoners van opvanglocaties, met name ook voor kwetsbare groepen. Juist daarom moeten bewoners bij iedere opvangmedewerker terecht kunnen als zij zich bedreigd voelen of geconfronteerd zijn met concrete situaties van discriminatie, pesterijen of bedreigingen. Alle opvangmedewerkers kunnen op deze manier de rol van vertrouwenspersoon vervullen. In het in 2014 tussen het COA en het COC gesloten convenant is dit ook zo afgesproken. Zo nodig ondersteunt het COA medewerkers hierin door middel van voorlichting en training. Het is van belang dat alle COA medewerkers in de opvang voldoende vaardigheden hebben om als vertrouwenspersoon op te treden. Het kabinet ziet dan ook geen meerwaarde in een afzonderlijke vertrouwenspersoon.


X Noot
1

«In de noodopvang moeten we bovendien de ogen niet sluiten voor de positie van kwetsbare groepen, zoals LHBT-vluchtelingen.» Kamerstuk 30 420, nr. 230

Naar boven