Vragen aan de leden Günal-Gezer en Albert deVries (beiden PvdA) aan de Minister van
Defensie over het bericht «Amper profijt Zeeuwse bedrijven bij bouw marinierskazerne»
(ingezonden 5 januari 2016).
Antwoord van Minister Hennis-Plasschaert (Defensie) (ontvangen 10 februari 2016).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Amper profijt Zeeuwse bedrijven bij bouw marinierskazerne»
van 29 december 2015?1
Vraag 2
In het artikel wijst men erop dat de wijze waarop het rijk de kazerne aanbesteedt,
het Zeeuwse bedrijfsleven bij voorbaat buitenspel plaatst; waarom is voor deze wijze
van aanbesteden gekozen?
Antwoord 2
Bij huisvestings- en infrastructuurprojecten met een grote financiële omvang is het
kabinetsbeleid dat voorafgaand aan de keuze van de aanbestedingsvorm een PPC (Publiek
Private Comparator) wordt uitgevoerd. Op grond van de financiële resultaten en de
niet-financiële overwegingen van de PPC voor de Michiel Adriaanszoon de Ruyterkazerne
in Vlissingen is geconcludeerd dat een aanbesteding op basis van een geïntegreerd
contract (Design, Build, Finance, Maintain, Operate (DBFMO)) de beste aanpak is voor de realisatie en exploitatie. Deze wijze van aanbesteden
garandeert eerlijke en vrije concurrentie, waardoor het bevoordelen of benadelen van
bedrijven in een bepaalde regio is uitgesloten.
Vraag 3
Kunt u toelichten waarom er in het artikel wordt gesproken over het «complex maken
van de aanbesteding», terwijl deze in wezen niet complex is?
Antwoord 3
Het artikel verwoordt een opvatting die ik niet deel. De vertraging van de aanbesteding
is niet te wijten aan het complex maken van de aanbesteding. De vertraging heeft,
anders dan in het artikel wordt gesuggereerd, te maken met de beoordeling en verwerking
van aanvullende behoeften van Defensie en het uitvoeren van extra onderzoeken naar
archeologie, bodemgesteldheid, geur en niet-gesprongen explosieven op de bouwlocatie.
Projecten met een groot investeringsvolume, zoals de Michiel Adriaanszoon de Ruyterkazerne,
vergen immers een zorgvuldige voorbereiding.
Vraag 4
Is er over de wijze van aanbesteding overleg geweest met de regionaal betrokken partijen,
zoals het bedrijfsleven en opleidingsinstituten? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 4
Er zijn de afgelopen jaren verschillende informatiebijeenkomsten gehouden voor geïnteresseerde
partijen, waaronder ook het regionale bedrijfsleven. Tijdens deze bijeenkomsten is
informatie gegeven over de voortgang van het project en de wijze van aanbesteding.
Vraag 5 en 6
Is het mogelijk bij een all-in aanbesteding (Design, Build, Finance, Maintain & Operate
(DBFMO)) in het aanbestedingsbestek voorwaarden op te nemen om tenminste een bepaald
percentage van het aanbestedingsbedrag te besteden door inschakeling van regionale
(in dit geval Zeeuwse) bedrijfsleven? Zo ja, kunt u dan aangeven hoe dat is geformuleerd?
Zo nee, waarom niet?
Is het mogelijk om voor de exploitatiefase voorwaarden op te nemen om tenminste een
bepaald percentage van het exploitatiebedrag te besteden door inschakeling van het
regionale bedrijfsleven? Zo ja, kunt u aangeven hoe dat is geformuleerd? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 5 en 6
Op basis van de aanbestedingsregels en wettelijke kaders die onder andere in de Aanbestedingswet
en het Aanbestedingsreglement Werken (ARW) zijn vastgelegd, is het niet mogelijk bepaalde
partijen te bevoordelen.
De ervaring bij eerdere grote huisvestingsprojecten is dat in de exploitatiefase een
deel van de (service- en onderhouds-) werkzaamheden veelal door regionale bedrijven
wordt uitgevoerd (onder verantwoordelijkheid van het consortium).
Vraag 7
Ziet u andere mogelijkheden om het regionale bedrijfsleven een rol te geven? Zo ja,
welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Het regionale bedrijfsleven heeft de mogelijkheid een consortium te vormen dan wel
zich aan te sluiten bij een reeds geformeerd consortium.
Vraag 8
Deelt u de mening dat dit soort majeure ontwikkelingen, waarvoor ook regionaal middelen
beschikbaar zijn gesteld, voor de regio ook zoveel mogelijk werkgelegenheid dienen
op te leveren?
Antwoord 8
De keuze voor Vlissingen als vestigingsplaats voor de Michiel Adriaanszoon de Ruyterkazerne
levert de provincie meer dan 1.700 directe arbeidsplaatsen op. De komst van zoveel
militairen, velen samen met hun gezinnen, betekent een impuls voor zowel de directe
werkgelegenheid voor toeleveranciers aan de kazerne als voor onder meer de woningbouw,
het onderwijs en de lokale ondernemers.