Vragen van de leden Van Oosten en Van der Burg (beiden VVD) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over sexting (ingezonden 15 januari 2016).

Mededeling van Minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 10 februari 2016).

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Tegen mijn vriendje zeggen ze dat ik een hoer ben»?1

Vraag 2

Deelt u de mening dat het verspreiden van naaktfoto’s en het misbruik daarvan steeds vaker lijkt voor te komen en vergaande gevolgen kan hebben voor het slachtoffer?

Vraag 3

Wat is in algemene zin het beleid bij de politie en het Openbaar Ministerie inzake sexting?

Vraag 4

Hoe beoordeelt u de stelling van de politie dat «het uitwisselen van pikante foto’s tussen een minderjarige jongen en meisje niet strafbaar is» in het licht van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht (Sr)?

Vraag 5

Hoe beoordeelt u de stelling van de politie dat «degene die het online deelt, maakt zich mogelijk schuldig aan het verspreiden van kinderporno» in het licht van artikel 240b Sr? Wat is strafrechtelijk nu mogelijk om tegen online sexting op te kunnen treden? Beoordeelt u dat als afdoende?

Vraag 6

Is de voorlichting naar uw oordeel momenteel goed geregeld? Moet het op onderdelen beter of anders? Langs welke weg worden verspreiders aangesproken?

Mededeling

Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Van Oosten en Van der Burg (beiden VVD) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over sexting (ingezonden 15 januari 2016) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen.

Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


X Noot
1

AD, 13 januari 2016

Naar boven