Vragen van de leden Gesthuizen (SP), Voordewind (ChristenUnie) en Voortman (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over scheiding van gezinnen vanwege tegenwerping 1F (ingezonden 3 september 2015)

Mededeling van Staatssecretaris Dijkhoff (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 29 september 2015)

Vraag 1

Wordt, indien een uitzetting van een vreemdeling op basis van tegenwerping van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag leidt tot het scheiden van een gezin, de kwestie van de 1F-tegenwerping nogmaals door de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) of andere overheidsinstanties tegen het licht gehouden?

Vraag 2

Kunt u de Kamer garanderen dat, indien sprake is van een voor een gezin dusdanig ernstige situatie, met de groots mogelijke zorgvuldigheid wordt onderzocht of de 1F-tegenwerping stand moet houden?

Vraag 3

In welke landen waaruit zich in Nederland bevindende mensen tegen wie 1F is tegengeworpen, vindt nog vervolging plaats van diegenen die zich mogelijk schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdaden gedurende conflicten? In hoeverre is een rechterlijke uitspraak uit het land van herkomst en eventuele andere verklaringen van bijvoorbeeld consulaten afdoende bewijs voor een vreemdeling om zijn/haar onschuld te bewijzen in geval van een1F-tegenwerping?

Vraag 4

Is een amnestiewet of regeling in het land van herkomst, dat wil zeggen het land waar de schendingen die hebben geleid tot de 1F-tegenwerping zouden hebben plaatsgevonden, van invloed op de tegenwerping?

Mededeling

Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het leden Gesthuizen (SP), Voordewind (ChristenUnie) en Voortman (GroenLinks) van uw Kamer aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over scheiding van gezinnen vanwege tegenwerping 1F (ingezonden 3 september 2015) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen.

Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.

Naar boven