Vragen van het lid Slob (ChristenUnie) aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Economische Zaken over trage internetverbindingen in het onderwijs en de ambities op het gebied van digitale leermiddelen en hoogwaardig onderwijs (ingezonden 31 augustus 2015)

Antwoord van Staatssecretaris Dekker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) mede namens de Minister van Economische Zaken (ontvangen 16 september 2015)

Vraag 1

Kent u het bericht «Zonder internet kunnen we amper lesgeven»?1 Wat vindt u van de bevindingen van de PO-Raad, bijvoorbeeld dat ruim 4.000 basisscholen geen glasvezelverbinding hebben en dat honderden scholen alleen via een telefoonlijn kunnen internetten?

Antwoord 1

Ja, ik ben bekend met dit bericht. Voor scholen is het van belang dat zij voldoende snel en betaalbaar internet kunnen krijgen, passend bij de door hun gewenste inzet van technologie bij het leren. Glasvezel is niet altijd de enige oplossing. Ook kabeltechnologie kan geavanceerd genoeg zijn om te voorzien in de behoefte van scholen. Daarnaast zijn in delen van Nederland steeds hogere snelheden mogelijk over het telefoonnetwerk (VDSL). In veel gevallen is zowel kabel, VDSL als glasvezel op dit moment toereikend. Op basis van het onderzoek dat in het kader van het Doorbraakproject is gedaan blijkt dat de meeste scholen op dit moment toekunnen met de internetsnelheden die de markt biedt.

Vraag 2

Op welke manier wilt u aan de toezegging in de beantwoording van eerdere vragen voldoen dat iedere school in 2017 in staat is om de voor hem beste werkende oplossing te realiseren?2

Antwoord 2

In het Doorbraakproject Onderwijs en ICT wordt op dit moment een kennisfunctie ingericht om schoolbesturen te ondersteunen bij hun inkoopprocessen van ICT-gerelateerde producten, zodat ze gemakkelijker en effectiever leermiddelen, software, devices, ICT-netwerkinfrastructuur en connectiviteit kunnen inkopen tegen scherpe voorwaarden. Het Doorbraakproject stelt daarnaast een actieplan op om een aanpak te creëren die alle scholen ondersteunt bij het realiseren van snel internet. Als eerste stap wordt in kaart gebracht welke scholen problemen ervaren en welke oplossingen effectief zijn. Op basis van dit inzicht wordt in samenwerking met private partijen gezocht naar een oplossing. Waar onvoldoende aanbod is, kan bijvoorbeeld gedacht worden aan vraagbundeling of het regionaal dan wel lokaal met gemeenten en provincies zoeken naar een oplossing.

Vraag 3

Erkent u dat de kosten voor de aanleg van snel internet in het landelijk gebied doorgaans te hoog zijn voor een schoolbestuur? Hoe wordt voorkomen dat schoolbesturen het onderwijsbudget moeten aanwenden voor snel internet?

Antwoord 3

Lokale breedbandinitiatieven bestaan uit een coalitie van particulieren, instellingen en ondernemers die gebaat zijn bij de aanleg van snel internet. Een school is één van die partijen. Het is niet realistisch te veronderstellen dat een school alleen op moet draaien voor de aanleg van snel internet in het betreffende landelijke gebied. Mijn collega van Economische Zaken ondersteunt met het platform Samensnelinternet.nl deze lokale breedbandinitiatieven. Mijn inspanningen zijn erop gericht om de school in staat te stellen tegen een goede prijs-kwaliteitverhouding snel internet te realiseren.

Ik verwacht dat scholen, net als elke andere organisatie, hun bijdrage kunnen en willen leveren in dergelijke initiatieven. Scholen hebben met het bestuursakkoord Primair Onderwijs en het sectorakkoord Voortgezet Onderwijs extra financiële middelen gekregen, onder meer voor de inzet van digitale leermiddelen en ICT, bovenop de middelen die in de reguliere lumpsum zijn opgenomen voor ICT. Daarnaast kunnen scholen ondersteuning krijgen van de PO-Raad en de VO-raad om ICT in het onderwijs te integreren, meer op maat te gaan werken en de ICT-infrastructuur daarop aan te passen.

Vraag 4

Bent u bereid om in het, in de beantwoording van de eerdere vragen toegezegde overleg met de PO-Raad en de VO-raad ook provincies, gemeenten, bedrijfsleven en telecomaanbieders te betrekken en te onderzoeken of regionale samenwerking tot aanleg van snel internet op korte termijn kan leiden?3

Antwoord 4

Ja, daartoe ben ik bereid. De eerste stappen daarvoor worden nu gezet. Zie de antwoorden op vraag 2 en 3.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Siderius (SP), ingezonden 17 augustus 2015, 2015Z14709


X Noot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 2494

X Noot
3

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 2494

Naar boven