Vragen van het lid Voordewind (ChristenUnie) aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de uitspraken van een tweetal VN-rapporteurs over het ontbreken van een bed-bad-brood voorziening voor uitgeprocedeerde vreemdelingen in Nederland (ingezonden 17 december 2014).

Mededeling van Staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 7 januari 2015)

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «VN uit kritiek op Nederlands asielbeleid» en in het bijzonder van de uitspraken van de speciale VN-rapporteurs Philip Alston & Leilani Farha?1

Vraag 2

Wat is uw reactie op de uitspraken van de speciale rapporteurs die stellen dat Nederland moet voldoen aan de volkenrechtelijke verplichting te voorzien in een bed-bad-brood voorziening voor uitgeprocedeerde vreemdelingen?

Vraag 3

Aan welke volkenrechtelijke verplichtingen voldoet Nederland op dit moment niet door niet te voorzien in een bed-bad-brood voorziening voor uitgeprocedeerde vreemdelingen?

Vraag 3

Kunt u uitsluiten dat uitgeprocedeerde vreemdelingen, bij gebrek aan basale voorzieningen, gezondheidsschade oplopen doordat zij gedwongen op straat moeten leven?

Vraag 4

Bent u bereid de internationale reputatieschade van Nederland enigszins te beperken door het goede voorbeeld van tenminste 50 gemeenten te volgen die wel bereid zijn te voorzien in een bed-bad-brood voorziening?

Vraag 5

Bent u bereid deze vragen nog deze week te beantwoorden?

Mededeling

Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Voordewind (ChristenUnie) van uw Kamer aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de uitspraken van een tweetal VN-rapporteurs over het ontbreken van een bed-bad-brood voorziening voor uitgeprocedeerde vreemdelingen in Nederland (ingezonden 17 december 2014) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen.

Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


X Noot
1

Volkskrant.nl, 16 december 2014

Naar boven