Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de Minister van Financiën over de goudclaim van Nederland op Zwitserland en het bericht dat DNB Nederlands goud uit het buitenland naar Nederland heeft gehaald (ingezonden 24 november 2014).

Antwoord van Minister Dijsselbloem (Financiën) (ontvangen 19 december 2014)

Vraag 1

Bent u bekend met het Zwitsers referendum op 30 november 2014 «Red ons Zwitsers Goud»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 en 3

Deelt u de mening van de schrijver van het boek «Fout Goud», Roel Janssen, dat bij het aannemen van het in het referendum voorliggende voorstel een extra probleem ontstaat bij het eventueel terugkomen van Zwitsers roofgoud naar Nederland, omdat de Zwitserse overheid dan volgens de wet geen goud in het bezit van Zwitserland meer aan het buitenland mag geven of verkopen?2

In de beantwoording van eerdere vragen geeft u aan dat «in het geval er onverwacht nieuw gestolen «oorlogsgoud» opduikt», Nederland opnieuw zal bekijken op welke wijze Nederland aanspraak kan maken op dat goud; kunt u in het licht van het Zwitserse referendum aangeven welke gevolgen dit heeft voor uw eerdere antwoord?3

Antwoord 2 en 3

Het Zwitserse referendum van 30 november 2014 is afgewezen. Het referendum, ook voordat bekend werd dat die is afgewezen, is voor mij echter niet relevant voor de goudclaim die Nederland lange tijd had op Zwitserland. In mijn beantwoording van eerdere Kamervragen over dit onderwerp heb ik namelijk aangegeven dat er onvoldoende juridische grond is voor die claim en dat, ook op dit punt, de conclusies van de Contactgroep Tegoeden WO II (commissie-Van Kemenade) zijn overgenomen.

Vraag 4 en 5

Welke juridische adviezen heeft de Nederlandse regering de afgelopen twintig jaar ingewonnen over deze goudclaim? Wat was de strekking van deze adviezen en kunt u deze ter inzage aan de Kamer zenden?

Kunt u aangeven waarom de toenmalige Minister van Financiën én het kabinet in 2000 heeft afgezien van het vasthouden aan de claim op Zwitserland van 73.829 kg Nederlands oorlogsgoud? Wat waren de dwingende juridische redenen hiervoor?

Antwoord 4 en 5

In de afgelopen twintig jaar is de Nederlandse regering enkel door de commissie-Van Kemenade formeel geadviseerd over de goudclaim van Nederland op Zwitserland. Zoals in mijn beantwoording van eerdere Kamervragen over dit onderwerp te lezen is concludeerde de commissie-Van Kemenade dat «de claim van Nederland op de resterende 73.829 kg [...] juridisch/volkenrechtelijk niet meer staande te houden [is]» en dat «bilaterale juridische stappen tegen landen waarin geroofd goud is terechtgekomen [waaronder Zwitserland] evenmin haalbaar [zijn] en [dan] ook niet aanbevolen [worden]». De conclusies van de commissie-Van Kemenade zijn integraal overgenomen door de Nederlandse regering.

Het advies van hoogleraar Frits Kalshoven, uit de bijlage van het rapport van de commissie-Van Kemenade, brengt dit niet in een ander daglicht. Hij concludeert namelijk dat Nederland «niet over harde volkenrechtelijke argumenten beschikt waarmee het [het Akkoord van Washington] zou kunnen openbreken». De kans van slagen van een arbitrale procedure is volgens prof. Kalshoven dan ook zeer gering. Hij suggereert dat eerder een procedure op grond van «rede en billijkheid» in aanmerking kan komen; zie hiervoor ook mijn antwoord op vragen 6 en 7.

Vraag 6 en 7

Deelt u de mening van hoogleraar volkenrecht Frits Kalfshoven dat «het in de oorlog willens en wetens aannemen van roofgoud» immoreel is en dat het akkoord van Washington uit 1946, waarin claims op het goud door de Zwitsers zijn afgekocht, op onderdelen juridisch onhoudbaar is?4

Wat is de reden geweest dat het advies van hoogleraar Kalfshoven in 1999, om toch juridische mogelijkheden te zoeken om het goud terug te halen, zijn genegeerd?

Antwoord 6 en 7

Ik deel de mening van hoogleraar Frits Kalshoven zeer zeker dat «het in de oorlog willens en wetens aannemen van roofgoud» immoreel is. In het kader van «rede en billijkheid» heeft de Nederlandse regering in het verleden ook meerdere pogingen ondernomen om bilateraal met Zwitserland afspraken te maken. Die pogingen stuitten echter keer op keer op de verbindende kracht van het Akkoord van Washington. In het rapport van de commissie-Van Kemenade is te lezen dat de Nederlandse regering in 1955 de Zwitserse bondsraad in een geheim memorandum meedeelde van verdere stappen ter zake af te zien. Ik ben niet van plan om op die aangelegenheid terug te komen.

Vraag 8 en 9

Bent u van mening dat de beweegredenen voor het terughalen van Nederlands goud uit het buitenland, zoals een positief vertrouwenseffect bij het publiek en een evenwichtiger spreiding van de goudvoorraad, extra aanleiding zijn om de zaak van het Nederlandse oorlogsgoud in Zwitserse handen opnieuw te bekijken? Zo nee, waarom niet?

Bent u bereid om via bijvoorbeeld een «legal opinion» door een aantal vooraanstaande juristen de hele zaak van het Zwitserse oorlogsgoud op een rij te zetten om te bezien of er nog mogelijkheden zijn om het akkoord van 1946 open te breken en zo onderhandelingen aan te gaan om nog een deel van het Nederlands goud naar Nederland te halen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8 en 9

Ik zie geen aanleiding om mijn standpunt over de goudclaim te heroverwegen. Nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van goud, waaronder het besluit van de Nederlandsche Bank om een deel van de goudvoorraad terug te halen uit New York of een Zwitsers referendum dat een verbod op goudverkopen zou plaatsen, doen daar niets aan af. Zoals ik in mijn vorige antwoorden aangaf zullen er geen verdere juridische stappen worden genomen tegen landen waarin geroofd goud is terechtgekomen, tenzij zich op dat terrein bepaalde omstandigheden voordoen. Ik zal bijvoorbeeld de situatie herzien indien er onverwachts nieuw gestolen «oorlogsgoud» opduikt. Zonder een dergelijke directe aanleiding zal ik niet om extra «legal opinions» vragen.


X Noot
3

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 1632

X Noot
4

Prof. mr. F. Kalshoven, Advies inzake de kansen op verdere restitutie van het tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitse bezetter uit Nederland weggevoerd monetair goud. Uitgebracht aan de Contactgroep Tegoeden WO II in maart 1999.

Naar boven