Vragen van het lid Thieme (PvdD) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over het afschieten van een bijna verdronken vos (ingezonden 14 november 2014).

Antwoord van Staatssecretaris Dijksma (Economische Zaken) (ontvangen 19 december 2014)

Vraag 1

Bent u bekend met de berichten over een vos die na een lange strijd tegen de verdrinkingsdood vanuit een auto werd afgeschoten door een jager?1 2 Zo ja, is dit waar?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat uitgeputte dieren eerder hulp verdienen dan afschot?

Antwoord 2

Op grond van artikel 2.1, zesde lid, van de Wet dieren dient een ieder een hulpbehoevend dier, ook een in het wild levende dier, de nodige zorg te verlenen. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Flora- en faunawet neemt een ieder voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren. Deze zorg is in de eerste plaats gericht op het redden van in nood zijnde dieren, maar als duidelijk is dat een dier gaat sterven en lijdt, is het verlossen van het dier uit zijn lijden ook een vorm van zorg.

Vraag 3

Deelt u de mening dat het niet aan een jager is om te beoordelen of een uitgeput dier al dan niet overlevingskansen heeft? Deelt u de mening dat vanuit een motorvoertuig sowieso geen goede inschatting kan worden gemaakt van hoe een dier eraan toe is? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Bij het verlenen van zorg en de beoordeling van zijn overlevingskansen is veelal sprake van een noodsituatie waarin een onverwijld handelen is vereist. Jagers beschikken over deskundigheid om ten aanzien van in het wild levende dieren een inschatting te maken van de situatie waarin een dier in nood zich bevindt. Ik wijs op de eisen die aan jachtaktehouders worden gesteld: zij moeten een jachtexamen afleggen, waarin hun kennis wordt getoetst over diersoorten, zoals de vos, over het gebruik van het geweer en over hetgeen een goed jager betaamt (artikel 6, tweede lid, van het Jachtbesluit). Over de vraag of in dit specifieke geval een goede inschatting kon worden gemaakt, kan ik geen oordeel geven.

Vraag 4

Hoe verhoudt het handelen van de jager zich tot het verbod om uitgeputte dieren te schieten en het verbod om afschot vanuit een motorvoertuig te laten plaatsvinden?3

Antwoord 4

De aangehaalde regels over de uitoefening van de jacht (artikel 53 van de Flora- en faunawet) zijn niet van toepassing, aangezien die uitsluitend betrekking hebben op het doden en vangen van dieren van de wettelijke wildsoorten – haas, fazant, wilde eend, konijn en houtduif (artikel 32, eerste lid, van de Flora- en faunawet). Wel gelden de regels over beheer en schadebestrijding (artikel 65 en verder van de Flora- en faunawet). Artikel 7, negende lid, onderdeel d, van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren voorziet in een verbod op het gebruik van een geweer vanuit een rijdend motorvoertuig.

Of de jager in dit geval al dan niet in overeenstemming met de wettelijke vereisten heeft gehandeld, is een strafrechtelijke kwestie waarover ik geen uitspraken kan doen.

Vraag 5

Is er proces verbaal opgemaakt tegen de betreffende jager? Zo nee, waarom niet en bent u bereid te bevorderen dat dit alsnog zal gebeuren? Zo ja, op grond van welke overtreding(en)?

Antwoord 5

Mij is niet bekend of er een proces verbaal is opgemaakt tegen de jager. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag nr. 4.

Vraag 6

Deelt u de mening dat de vogelvrije status van de vos bijdraagt aan de stigmatisering van deze diersoort en onzorgvuldig handelen als in onderhavig geval? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

De vos wordt als inheemse diersoort beschermd op grond van de Flora- en faunawet. Het is onder meer verboden om vossen te doden, te vangen of te verwonden (artikel 9 van de Flora- en faunawet). Met het oog op de bestrijding van schade door grondgebruikers en het beheer van populaties is bij en krachtens de Flora- en faunawet geregeld onder welke voorwaarden het is toegestaan om vossen te doden of te vangen.

Vraag 7

Deelt u de mening dat delegatie van jachtwetgeving aan provincies leidt tot rechtsongelijkheid of tenminste afwijkend beleid per provincie in vergelijkbare omstandigheden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de bescherming van dieren in een centraal, landelijk beleid te laten plaatsvinden?

Antwoord 7

De provincies passen bij de uitvoering van de vrijstelling voor schadebestrijding door grondgebruikers en de uitvoering van populatiebeheer dezelfde regels toe (artikelen 65, 67 en 68 van de Flora- en faunawet). Dat de toepassing van deze regels in de praktijk kan leiden tot onderlinge verschillen tussen de provincies, is evident aangezien de regionale omstandigheden niet overal hetzelfde zijn en maatwerk moet worden geleverd.

Voor de goede orde wijs ik erop dat het regime over de uitoefening van de jacht op de wettelijk aangewezen wildsoorten op Rijksniveau is vastgesteld, met uitzondering van het besluit om de jacht tijdelijk te sluiten vanwege weersomstandigheden.

Naar boven