Vragen van het lid Geurts (CDA) aan de Staatssecretarissen van Economische Zaken en van Infrastructuur en Milieu over het bericht «melkvee heeft geen negatief effect op natuur» (ingezonden 25 november 2014).

Antwoord van Staatssecretaris Dijksma (Economische Zaken) (ontvangen 19 december 2014).

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel in V-focus «Melkvee heeft geen negatief effect op natuur»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Onderschrijft u de conclusie gesteld in het artikel van V-focus: «Ook Wageningen UR heeft dergelijk onderzoek op beperkte schaal uitgevoerd in het Dwingelderveld. Uit deze veldonderzoeken blijkt eveneens dat de negatieve effecten van de veehouderij op de natuur beperkt zijn.»? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Nee. Het onderzoek in het Dwingelderveld waarnaar verwezen wordt in het artikel is niet bekend bij Wageningen UR.

Vraag 3

In Schotland is volgens het artikel de werkelijke stikstofdepositie op vegetaties uitgebreid gemeten door op vegetaties zelf te meten. Zijn de uitkomsten of methoden van dit onderzoek bruikbaar in Nederland? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Het onderzoek is op zich ook bruikbaar in Nederland, maar zal niet leiden tot andere conclusies over de effecten van stikstof. Bij depositie gaat het namelijk niet alleen om de opname van stikstof in de planten. Een deel van de depositie komt neer op bodem en water en zorgt daar voor verzuring en verhoging van de voedselrijkdom. Dat leidt vervolgens weer tot toename van concurrentiekrachtige soorten («verruiging») en de afname van soorten van voedselarme en zwak gebufferde omstandigheden. Deze effecten blijven buiten beeld als alleen wordt gekeken naar de opname van stikstof in de planten. Overigens heeft het RIVM in oktober 2014 een reactie gegeven op de kritiek die in meerdere artikelen en columns in V-focus is geuit op het depositieonderzoek in Nederland 2.

Vraag 4

Bent u bekend met het rapport «Toepassing van stenoeciteit voor ruimtelijke beleidsvraagstukken, een advies aan EZ»?3

Antwoord 4

Ja.

Vraag 5

Deelt u de mening van de opstellers van het rapport dat de vervlochtenheid tussen landbouw en natuur (...) niet aanwijsbaar leidt tot een negatief effect op natuur van uit de landbouw bekeken, maar ook niet andersom»? Zo ja, hoe geeft u hiervoor de ruimte? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Nee. De conclusie wekt de indruk dat er geen negatieve relaties bestaan tussen landbouw en natuur. Het stenoeciteitsonderzoek doet echter geen uitspraak over de relatie tussen uitstoot van ammoniak vanuit agrarische bedrijven, de stikstofdepositie en de schadelijkheid daarvan voor natuurgebieden. In het algemeen heeft stikstofbelasting grote effecten op de soortenrijkdom van natuurgebieden. Het is daarmee niet gezegd dat verweving van landbouw en natuur onmogelijk is. Met name soorten van droge, voedselrijke omstandigheden kunnen in het algemeen goed samengaan met een landbouwfunctie van percelen in de omgeving.

Vraag 6

Deelt u de mening van de opstellers van het rapport: «We durven te stellen dat er in dit gebied een duidelijke koers is in te slaan om relatief weinig intensieve landbouw(ers) voor de toekomst duurzaam te laten zijn of worden door meer te vergroenen (meer te doen met landschap, natuur, recreatie of toerisme) en dat grotere landbouwers «beter» verder kunnen gaan met intensiveren. Het eerste spoor is niet slecht voor natuur maar wel goed voor de landbouw»? Zo ja, hoe uit zich dit in uw beleid? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Ik ben van mening dat er in noordoost-Twente goede kansen liggen voor het combineren van verschillende vormen van landbouw met natuur. Er is ruimte voor diversiteit in agrarische productiewijzen, waarbij een deel van de boeren een intensieve vorm van landbouw en daarbij rekening houdt met omringende natuurwaarden en een deel van de boeren overstapt op agrarisch natuurbeheer. Vergroening van de landbouw is onderdeel van mijn beleid en daarbij zijn er ook kansen voor natuur in de omgeving van de intensieve bedrijven.

Vraag 7

Kunt u aangeven wat uw inzet wordt nu uit het rapport blijkt dat er voor landbouw op veel meer plekken goede mogelijkheden (lijken te) zijn voor vervlechting met natuur en dat ook elders er geen aantoonbare negatieve correlatie lijkt te bestaan tussen landbouw en natuur?

Antwoord 7

Ik verwijs u naar het antwoord op vragen 5 en 6.

Vraag 8

Deelt u de mening dat op basis van dit rapport geconcludeerd kan worden dat het volkomen onterecht is dat de overheid aan agrarische bedrijven zware beperkingen oplegt om Natura 2000-gebieden te beschermen? Deelt u de mening dat natuur en landbouw uitstekend samen kunnen gaan? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8

Nee. Het is genoegzaam aangetoond dat een deel van de natuur, met name na 1950, sterk is aangetast door intensivering van het landgebruik. Daarom zijn er na circa 1970 allerlei maatregelen uitgevoerd om de druk vanuit de landbouw te verminderen. Dat heeft zich onder andere geuit in een daling van de stikstofdepositie en een vermindering van de verdroging. In combinatie met een intensivering van het natuurbeheer heeft dat geleid tot een gedeeltelijk herstel van natuurwaarden.

Het regeringsbeleid is erop gericht om dit herstel verder uit te bouwen én ook de landbouw (en andere economische sectoren) ruimte te geven, onder andere door middel van de Programmatische Aanpak Stikstof. En bij het opstellen van de Natura 2000-beheerplannen wordt, met constructieve inbreng van agrariërs en natuurbeheerders, gewerkt aan een zo goed mogelijk samengaan van natuur en landbouw.

Vraag 9

Honoreert u het voorstel van de opstellers van het rapport om een onderzoek als dit op te schalen naar meer landschappen in ons land, waar we nu nog veronderstellen dat «kwetsbare natuur» en landbouw elkaar niet lijken te verdragen?

Antwoord 9

Een vervolgonderzoek acht ik niet zinvol, omdat de onderzoeksopzet niet geschikt was om de getrokken conclusies mee te onderbouwen. Daarnaast is er al veel bekend over hoe bepaalde natuurwaarden kunnen voortbestaan of zelfs kunnen toenemen in verwevingsgebieden.

Vraag 10

Welke gevolgen voor natuurbeheer verbindt u aan de uitkomsten van het rapport in de regio Noordoost-Twente?

Antwoord 10

Met het huidige natuurbeleid wordt in dit gebied ingezet op zowel het beheren en herstellen van gebieden met een natuurfunctie als op het stimuleren van vergroening van het landbouwgebied. Het rapport geeft geen aanleiding om dat beleid te wijzigen. Ik verwijs u ook naar het antwoord op vraag 6.

Vraag 11

Het onderzoek vond plaats in Noordoost-Twente; bent u bereid op korte termijn vergelijkbaar onderzoek te laten doen naar de gebieden Wierdense Veld en Engbertsdijksvenen in Overijssel?

Antwoord 11

Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 9.

Vraag 12

De Europese Commissie onder leiding van Juncker heeft een grote evaluatie van de Vogel- en Habitatrichtlijnen aangekondigd; hoe gaat u het Nederlandse proces voor deze evaluatie vormgeven? Hoe ziet het nationale en Europese tijdpad van de evaluatie eruit?

Antwoord 12

De Europese Commissie zal een technisch wetenschappelijk onderzoek laten uitvoeren naar de ervaringen met de implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijnen. Hierbij zullen de lidstaten worden bevraagd en zo ook Nederland. De input hiervoor zal in de komende maanden worden voorbereid onder aansturing van het Ministerie van EZ in samenwerking met het Ministerie van I&M en het IPO. Hierbij zullen ook stakeholders vanuit het bedrijfsleven en natuurorganisaties worden betrokken. Zeer waarschijnlijk zullen de resultaten van de Europese Fitness Check worden gepresenteerd tijdens het Nederlands voorzitterschap in de eerste helft van 2016.

Vraag 13

Welke rol ziet u voor de Tweede Kamer, provincies en gemeenten? Wie krijgen er nog meer een rol in de evaluatie?

Antwoord 13

Het ligt voor de hand dat de Europese Commissie naar aanleiding van de technische resultaten met beleidsaanbevelingen zal komen. Deze zullen worden besproken tijdens het Nederlands voorzitterschap in 2016. Vanzelfsprekend wordt uw Kamer nauw betrokken bij de voorbereiding van de Nederlandse positie. Overigens zijn al enkele hoofdlijnen neergelegd in de Rijksnatuurvisie, die ik met uw Kamer heb besproken. Op de betrokkenheid van andere stakeholders ben ik in mijn antwoord op de vorige vraag ingegaan.

Vraag 14

Bent u bereid om deze schriftelijke vragen vooraf aan het nog te houden plenaire debat over het verslag van het Algemeen overleg (VAO) Natuurbeleid te beantwoorden?

Antwoord 14

Dat is helaas niet mogelijk gebleken.

Naar boven