Vragen van het lid Van Laar (PvdA) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de effecten van spaargroepen (ingezonden 1 december 2014).

Antwoord van Minister Ploumen (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen 17 december 2014)

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de berichten «Effecten spaargroepen in Mali relatief klein»1 en het rapport «Saving for a (not so) Rainy Day: A Randomized Evaluation of Savings Groups in Mali»?2

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening van de onderzoekers dat de effecten van spaargroepen zeer beperkt zijn en op investeringen in landbouw en in kleine bedrijfjes of op de positie van vrouwen zelfs nihil? Zo nee, waarom niet? Kent u andere onderzoeken naar de effecten van spaargroepen? Zo ja, welke zijn dat?

Antwoord 2

Het rapport betreft een impact evaluatie van het National Bureau of Economic Research over een programma van Oxfam America, Freedom from Hunger en de Strømme Foundation.

Het programma bevordert sparen door (grotendeels analfabete) vrouwen in dorpsverband (ruim 200 dorpen) zonder dat sprake is van inbreng van kapitaal van buiten. De spaarders in een groep kunnen ook een lening krijgen uit het gezamenlijk gespaarde tegoed. De inbreng van de genoemde NGO’s is uitsluitend capaciteitsopbouw.

Het rapport geeft kort samengevat aan dat:

de spaartegoeden met 30 procent zijn toegenomen;

er een geringe toename is van de agrarische productie;

er weinig aanwijzingen zijn dat investeringen in het kleinbedrijf zijn toegenomen;

er een significante toename is van het bezit van vee, de belangrijkste buffer van Malinese huishoudens;

de voedselzekerheid is toegenomen;

er geen wijzigingen zijn in investeringen in onderwijs, gezondheid, inkomens of de (onderhandelings)positie van vrouwen.

Het rapport geeft dus een gemengd beeld van resultaten van dit programma. Ik ben van mening dat dit programma in een aantal opzichten in de behoefte van de lokale bevolking heeft voorzien. Voor het opstarten van of het versterken van het MKB is dit programma echter niet geschikt, daarvoor zijn andere programma’s en investeringen nodig.

Het rapport verwijst naar diverse studies over sparen. Daarnaast zijn bijvoorbeeld nog de volgende studies interessant: «Microcredit in Theory and Practice: Using Randomized Credit Scoring for Impact Evaluation» van D. Karlan en J. Zinman; Smoothing the Cost of Education: Micro-Savings in Ugandan Primary Schools van D. Karlan en L. Linden; Teaching Savings Practices to Ugandan Youth van J. Jamison D. Karlan en J. Zinman; Savings Accounts for Village Micro-Entrepreneurs in Kenya van P. Dupas en J. Robinson.

Vraag 3

In welke partnerlanden worden spaargroepen opgericht en begeleid met Nederlandse financiering?

Antwoord 3

Sparen is onderdeel van financiële sector ontwikkeling. Financiële sector ontwikkeling is in diverse landen een thema. Ik zet niet apart in op het oprichten van spaargroepen. Het bevorderen van sparen in het algemeen is van belang, omdat toegenomen besparingen huishoudens o.a. beter bestand maken tegen inkomensschokken en op het niveau van de financiële sector kunnen leiden tot toenemende kredietverstrekking. Ik bevorder o.a. wetgeving voor innovatieve financiële diensten met een aantal programma’s via IMF en Wereldbank en de International Association of Insurance Supervisors.

Een van die programma’s is bijvoorbeeld het Financial Sector Reform and Strengthening Initiative van de Wereldbank. Dit programma bevordert hervormingen in de financiële sector in lage- en middeninkomenslanden, zodat de financiële sector kan bijdragen aan versnelling van de economische groei en een eerlijkere verdeling van toenemende welvaart. Voorts draagt dit programma bij aan een stabielere en transparantere financiële sector, waardoor lage- en middeninkomenslanden adequater kunnen reageren op negatieve effecten van mondiale financiële crises. Het programma moet de volgende concrete resultaten helpen behalen:

Een goede (transparante en betrouwbare) supervisie op financiële instellingen ten behoeve van een stabiele financiële sector;

Een toegankelijk (inclusief) financieel systeem, waar ook huishoudens, micro bedrijven en MKB toegang toe hebben;

Een gediversifieerd financieel systeem, waardoor de efficiëntie van het systeem toeneemt.

Vraag 4

Heeft dit rapport effect op de inzet van Nederlandse middelen en op de inzet van organisaties die spaargroepen als instrument gebruiken? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Het rapport is een nuttige aanvulling op de reeds bestaande kennis over sparen (en lenen) door arme huishoudens. Ik zet niet specifiek in op spaargroepen, daarom hebben de uitkomsten van dit rapport geen direct effect op mijn beleid. Mijn inzet blijft er als eerste op gericht financiële belemmeringen voor private sector ontwikkeling weg te nemen. Kleine en middelgrote ondernemingen noemen steevast het gebrek aan toegang tot financiële dienstverlening als een van de grootste obstakels voor groei.

Naar boven